Overzicht
Duits naar Engels:   Meer gegevens...
  1. Durchzug:
  2. Wiktionary:


Duits

Uitgebreide vertaling voor Durchzug (Duits) in het Engels

Durchzug:

Durchzug [der ~] zelfstandig naamwoord

  1. der Durchzug (Durchreise)
    the passage through; the in transit
  2. der Durchzug (Durchfahrt; Durchreise; Durchgang)
    the passage
    • passage [the ~] zelfstandig naamwoord
  3. der Durchzug (Zugkanal)
    the draught-canal; the draught-duct

Vertaal Matrix voor Durchzug:

Zelfstandig NaamwoordVerwante vertalingenAndere vertalingen
draught-canal Durchzug; Zugkanal
draught-duct Durchzug; Zugkanal
in transit Durchreise; Durchzug
passage Durchfahrt; Durchgang; Durchreise; Durchzug Ausflug; Durchfahrt; Durchgang; Flur; Fußgängerbrücke; Fußgängerübergang; Fußgängerübergänge; Fußgängerüberweg; Gabelung; Gang; Gasse; Gänge; Korridor; Kreuzung; Kreuzungsstelle; Mischung; Passage; Passus; Seereise; Spazierfahrt; Spritzfahrt; Stelle; Straßenkreuzung; Tour; Überfahrt; Übergangsstelle
passage through Durchreise; Durchzug
BijwoordVerwante vertalingenAndere vertalingen
in transit unterwegs

Synoniemen voor "Durchzug":


Wiktionary: Durchzug

Durchzug
noun
  1. ohne Plural: Wind, der durch etwas weht („zieht“), für gewöhnlich durch ein Zimmer
Durchzug
noun
  1. a current of air