Overzicht
Duits naar Engels:   Meer gegevens...
  1. Einschlag:
  2. Wiktionary:


Duits

Uitgebreide vertaling voor Einschlag (Duits) in het Engels

Einschlag:

Einschlag [der ~] zelfstandig naamwoord

  1. der Einschlag (Bresche; Loch; Öffnung; Einschläge; Aufmachung)
    the breach
    • breach [the ~] zelfstandig naamwoord
  2. der Einschlag (Buchumschlag; Umschlag; Einband)
    the cover; the book cover; the binding
    • cover [the ~] zelfstandig naamwoord
    • book cover [the ~] zelfstandig naamwoord
    • binding [the ~] zelfstandig naamwoord

Vertaal Matrix voor Einschlag:

Zelfstandig NaamwoordVerwante vertalingenAndere vertalingen
binding Buchumschlag; Einband; Einschlag; Umschlag Band; Binden; Bindung; Bündnis; Datenbindung; Verbunden sein
book cover Buchumschlag; Einband; Einschlag; Umschlag
breach Aufmachung; Bresche; Einschlag; Einschläge; Loch; Öffnung
cover Buchumschlag; Einband; Einschlag; Umschlag Aufmachung; Augenlid; Bedeckung; Beschützung; Bettdecke; Bezug; Büchse; Decke; Deckel; Deckmantel; Dichtung; Dose; Emballage; Etui; Flugschreiber; Geborgenheit; Gefäß; Gehäuse; Hülse; Kappe; Kapsel; Karton; Kasten; Kopfbedeckung; Kuvert; Köcher; Liderung; Läufer; Matte; Mäppchen; Mütze; Packung; Plane; Plattenüberzug; Protrektion; Schachtel; Schallplattentasche; Schutz; Schutzumschlag; Sicherheit; Spreu; UmhÜllung; Umschlag; Uniformmütze; Verpackung; Vorleger; Überdachung; Überdecke; Überzug
WerkwoordVerwante vertalingenAndere vertalingen
binding Bücher binden; binden
cover abdecken; abgrenzen; ablegen; abschirmen; absperren; abzäunen; anfügen; ankleiden; ausstatten; bedecken; begrenzen; beifügen; beilegen; bekleiden; benachrichtigen; beschränken; bestreichen; beziehen; blockieren; ein Buch einschlagen; eindeichen; eindämmen; einhegen; einhüllen; einkapseln; einkreisen; einpferchen; einschließen; einschränken; einsperren; einsäumen; enthalten; erfassen; erzählen; hinzufügen; hüllen; kamouflieren; mitteilen; polstern; schildern; schließen; umfassen; umschließen; umziehen; umzäunen; verdecken; verhüllen; verkapseln; verkleiden; verschleiern; versehen; zurücklegen; überdachen; überdecken; überwölben
Bijvoeglijk NaamwoordVerwante vertalingenAndere vertalingen
binding bindende; schlüssig; stringent

Synoniemen voor "Einschlag":


Wiktionary: Einschlag

Einschlag
noun
  1. Schneiderei: Saum bei Kleidungsstücken
  2. Fahrzeug: Lenkung der Rad, Drehung am Lenkrad
    • Einschlaglock
  3. Forstwirtschaft: planmäßige Baumfällung
  4. Beimischung völkischer Eigenart
  5. Spur, die ein Schlag hinterlassen
  6. das Eintreffen von Blitz oder Geschoss
Einschlag
noun
  1. the force or energy of a collision of two objects

Cross Translation:
FromToVia
Einschlag woof; weft inslag — draden van het weefgetouw