Home ->Woordenboeken ->Duits/Engels ->Zoek: Farbe

Duitse en Engelse zoekresultaten voor: Farbe

Overzicht
Duits naar Engels:   Meer gegevens...
  1. Farbe:
  2. färben:
  3. Wiktionary:

Duits

Uitgebreide vertaling voor Farbe (Duits) in het Engels

Farbe:

Farbe [die ~] zelfstandig naamwoord

  1. die Farbe (Färbung)
    the colour; the tint; the shade; the tincture; the color
    • colour [the ~] zelfstandig naamwoord, Brits
    • tint [the ~] zelfstandig naamwoord
    • shade [the ~] zelfstandig naamwoord
    • tincture [the ~] zelfstandig naamwoord
    • color [the ~] zelfstandig naamwoord, Amerikaans
  2. die Farbe (Anstrich)
    the dye; the paint
    • dye [the ~] zelfstandig naamwoord
    • paint [the ~] zelfstandig naamwoord
  3. die Farbe (Tinktur)
    the tincture
    • tincture [the ~] zelfstandig naamwoord

Vertaal Matrix voor Farbe:

Zelfstandig NaamwoordVerwante vertalingenAndere vertalingen
color Farbe; Färbung Farbstoff; Färbung; Pigment
colour Farbe; Färbung Farbstoff; Färbung; Pigment
dye Anstrich; Farbe Farbstoff; Pigment
paint Anstrich; Farbe
shade Farbe; Färbung Abstufung; Farbenstufe; Farbgamma; Farbskala; Farbspektrum; Farbton; Lampenschirm; Nuance; Nuancierung; Schatten; Schattierung
tincture Farbe; Färbung; Tinktur Färbung
tint Farbe; Färbung Abstufung; Farbenstufe; Farbgamma; Farbskala; Farbspektrum; Farbton; Nuance; Nuancierung; Schattierung
WerkwoordVerwante vertalingenAndere vertalingen
color einfärben
colour einfärben
dye anstreichen; bemalen; färben; lackieren; malen; streichen
paint abbilden; anstreichen; bemalen; darstellen; färben; lackieren; malen; portrettieren; schildern; streichen; zeichnen
shade schattieren; schraffieren
tint färben; kolorieren

Synoniemen voor "Farbe":


Wiktionary: Farbe

Farbe
noun
  1. zusammengehörige Spielkarten in verschiedenen Kartenspielen
  2. Hautrötung und Hautbräune bei hellhäutigen Menschen
    • Farbe → tan
  3. Mittel zum Anstreichen, Färben von Oberflächen und Stoffen
  4. (i. ü. S.) Symbol, Zeichen, Partei, Standpunkt, Meinung, Position, Wahrzeichen
  5. ein bestimmter Abschnitt des sichtbaren Lichts im Spektrum
Farbe
noun
  1. particular set of the visible spectrum
  2. spectral composition of visible light
  3. substance
  4. card games: set of cards distinguished by color and emblems
Cross Translation:
FromToVia
• Farbe → dye; paint ↔ verf — de algemene benaming voor een product dat bedoeld is om voorwerpen te beschermen tegen de weersomstandigheden of te kleuren door ze van een pigmenthoudende laag te voorzien
• Farbe → color; colour ↔ kleur — het onderscheid dat gemaakt wordt op basis van het verschil in golflengte van licht
• Farbe → colour; color ↔ couleur — Caractéristique de la lumière
• Farbe → orange ↔ orange — couleur tertiaire dans les deux systèmes (soustractif et additif), composer à partir du rouge et du jaune.
• Farbe → hue; nuance; shade; tint; slant; colour; dye ↔ teinte — peinture|fr nuance de couleur.

färben:

färben werkwoord (färbe, färbst, färbt, färbte, färbtet, gefärbt)

  1. färben (kolorieren)
    to tint
    • tint werkwoord (tints, tinted, tinting)
  2. färben (malen; anstreichen; lackieren; streichen; bemalen)
    to dye; to paint
    • dye werkwoord (dyes, dyed, dyeing)
    • paint werkwoord (paints, painted, painting)
  3. färben (lackieren; firnissen)
    to lacquer; to varnish
    • lacquer werkwoord (lacquers, lacquered, lacquering)
    • varnish werkwoord (varnishes, varnished, varnishing)

Conjugations for färben:

Präsens
  1. färbe
  2. färbst
  3. färbt
  4. färben
  5. färbt
  6. färben
Imperfekt
  1. färbte
  2. färbtest
  3. färbte
  4. färbten
  5. färbtet
  6. färbten
Perfekt
  1. habe gefärbt
  2. hast gefärbt
  3. hat gefärbt
  4. haben gefärbt
  5. habt gefärbt
  6. haben gefärbt
1. Konjunktiv [1]
  1. färbe
  2. färbest
  3. färbe
  4. färben
  5. färbet
  6. färben
2. Konjunktiv
  1. färbte
  2. färbtest
  3. färbte
  4. färbten
  5. färbtet
  6. färbten
Futur 1
  1. werde färben
  2. wirst färben
  3. wird färben
  4. werden färben
  5. werdet färben
  6. werden färben
1. Konjunktiv [2]
  1. würde färben
  2. würdest färben
  3. würde färben
  4. würden färben
  5. würdet färben
  6. würden färben
Diverses
  1. färbe!
  2. färbt!
  3. färben Sie!
  5. gefärbt
  6. färbend
1. ich, 2. du, 3. er/sie/es, 4. wir, 5. ihr, 6. sie/Sie

Vertaal Matrix voor färben:

Zelfstandig NaamwoordVerwante vertalingenAndere vertalingen
dye Anstrich; Farbe; Farbstoff; Pigment
paint Anstrich; Farbe
tint Abstufung; Farbe; Farbenstufe; Farbgamma; Farbskala; Farbspektrum; Farbton; Färbung; Nuance; Nuancierung; Schattierung
varnish Anstrich; Lackanstrich; Tünche
WerkwoordVerwante vertalingenAndere vertalingen
dye anstreichen; bemalen; färben; lackieren; malen; streichen
lacquer firnissen; färben; lackieren
paint anstreichen; bemalen; färben; lackieren; malen; streichen abbilden; darstellen; malen; portrettieren; schildern; zeichnen
tint färben; kolorieren
varnish firnissen; färben; lackieren

Synoniemen voor "färben":


Wiktionary: färben

färben
verb
  1. (transitiv) mit Farbstoff die Farbe ändern
färben
verb
  1. to colour with dye
  2. give something color
  3. to shade, color
Cross Translation:
FromToVia
• färben → paint ↔ verven — met verf bestrijken
• färben → colour ↔ kleuren — van kleur voorzien met potloden, stiften, wasko etc.

Verwante vertalingen van Farbe







Uw gratis, snelle en simpele vertaal woordenboek

Copyright © 2000-2024 Interglot ®

Pagina gepresenteerd in 0.0428 seconde
Page rendered in 1.0 seconds