Overzicht
Duits naar Engels:   Meer gegevens...
  1. Hausmeister:
  2. Wiktionary:


Duits

Uitgebreide vertaling voor Hausmeister (Duits) in het Engels

Hausmeister:

Hausmeister [der ~] zelfstandig naamwoord

  1. der Hausmeister (Pförtner; Portier; Hauswart; )
    the janitor; the hall porter; the caretaker; the doorkeeper
  2. der Hausmeister
    the caretaker
  3. der Hausmeister
    the attendants
  4. der Hausmeister
    the caretakers
  5. der Hausmeister
    the janitor
    – someone employed to clean and maintain a building 1
    • janitor [the ~] zelfstandig naamwoord
  6. der Hausmeister (Concierges)
    the caretakers; the attendants

Vertaal Matrix voor Hausmeister:

Zelfstandig NaamwoordVerwante vertalingenAndere vertalingen
attendants Concierges; Hausmeister Aufpasser; Aufseher; Babysitter
caretaker Hausmeister; Hauswart; Hauswirt; Pförtner; Portier; Schlag; Schließer Aufseher; Betreuer; Betreuerin; Tierpfleger
caretakers Concierges; Hausmeister
doorkeeper Hausmeister; Hauswart; Hauswirt; Pförtner; Portier; Schlag; Schließer Portier
hall porter Hausmeister; Hauswart; Hauswirt; Pförtner; Portier; Schlag; Schließer
janitor Hausmeister; Hauswart; Hauswirt; Pförtner; Portier; Schlag; Schließer

Synoniemen voor "Hausmeister":


Wiktionary: Hausmeister

Hausmeister
noun
  1. Person, die für die Instandhaltung eines Gebäudes zuständig ist
Hausmeister
noun
  1. caretaker
  2. (US) a janitor
  3. one who attends to the maintenance of a building and provides services to its tenants and guests

Cross Translation:
FromToVia
Hausmeister concierge; porter; caretaker conciërge — een huisbewaarder, een toezichter in een gebouw
Hausmeister caretaker; janitor concierge — Celui, celle qui a la garde d’un immeuble.