Home ->Woordenboeken ->Duits/Engels ->Zoek: Leiste

Duitse en Engelse zoekresultaten voor: Leiste

Overzicht
Duits naar Engels:   Meer gegevens...
  1. Leiste:
  2. leisten:
  3. Wiktionary:

Duits

Uitgebreide vertaling voor Leiste (Duits) in het Engels

Leiste:

Leiste [die ~] zelfstandig naamwoord

  1. die Leiste (Rahmen; Rand; Beschlag; Borte)
    the frame; the rim; the framing; the panel; the mounting
    • frame [the ~] zelfstandig naamwoord
    • rim [the ~] zelfstandig naamwoord
    • framing [the ~] zelfstandig naamwoord
    • panel [the ~] zelfstandig naamwoord
    • mounting [the ~] zelfstandig naamwoord
    the cornice
    – a molding at the corner between the ceiling and the top of a wall 1
    • cornice [the ~] zelfstandig naamwoord
    the moulding; the molding
    – a decorative strip used for ornamentation or finishing 1
    • moulding [the ~] zelfstandig naamwoord, Brits
      • The moulding gave the wardrobe a classic look.2
    • molding [the ~] zelfstandig naamwoord, Amerikaans
      • The molding gave the dresser a classic look.2
  2. die Leiste
    the groin
    • groin [the ~] zelfstandig naamwoord
  3. die Leiste (Rahmen; Kante; Umrandung; )
    the frame work
  4. die Leiste (Tabelle; Liste; Tafel; )
    the table
    – a set of data arranged in rows and columns 1
    • table [the ~] zelfstandig naamwoord
      • see table 11
    the schedule; the list
    • schedule [the ~] zelfstandig naamwoord
    • list [the ~] zelfstandig naamwoord
  5. die Leiste (Borte; Kante; Tresse; )
    the fringe; the border; the rim; the tress; the ribbon; the trimming; the lace; the braid
    • fringe [the ~] zelfstandig naamwoord
    • border [the ~] zelfstandig naamwoord
    • rim [the ~] zelfstandig naamwoord
    • tress [the ~] zelfstandig naamwoord
    • ribbon [the ~] zelfstandig naamwoord
    • trimming [the ~] zelfstandig naamwoord
    • lace [the ~] zelfstandig naamwoord
    • braid [the ~] zelfstandig naamwoord
  6. die Leiste (Borte; Verbrämung; Auflage; )
    the fringe; the border; the trim; the trimming
    • fringe [the ~] zelfstandig naamwoord
    • border [the ~] zelfstandig naamwoord
    • trim [the ~] zelfstandig naamwoord
    • trimming [the ~] zelfstandig naamwoord

Vertaal Matrix voor Leiste:

Zelfstandig NaamwoordVerwante vertalingenAndere vertalingen
border Auflage; Besatz; Beschlag; Borte; Kante; Krempe; Leiste; Rand; Saum; Streifen; Tresse; Verbrämung Grenze; Grenzlinie; Grenzstelle; Grenzübergang; Landesgrenze; Rahmen
braid Besatz; Beschlag; Borte; Kante; Krempe; Leiste; Rand; Saum; Streifen; Tresse
cornice Beschlag; Borte; Leiste; Rahmen; Rand Kranzgesims
frame Beschlag; Borte; Leiste; Rahmen; Rand Dachbinder; Fassung; Flugzeugrumpf; Frame; Gerippe; Gerüst; Gestell; Gesundheit; Konstituierung; Konstitution; Korpus; Körperbau; Körperbeschaffentheit; Leibesbeschaffenheit; Rahmen; Verfassung; Videoframe
frame work Aufstellung; Gipfel; Grenze; Kante; Leiste; Rahmen; Register; Tabelle; Umrandung; Verzeichnis
framing Beschlag; Borte; Leiste; Rahmen; Rand
fringe Auflage; Besatz; Beschlag; Borte; Kante; Krempe; Leiste; Rand; Saum; Streifen; Tresse; Verbrämung Franse; Fransenborte; Pony; Ponyfransen; Spitze
groin Leiste Kreuz; Kreuz Anatomie
lace Besatz; Beschlag; Borte; Kante; Krempe; Leiste; Rand; Saum; Streifen; Tresse Fransenborte; Spitze; Spitzenarbeit; Spitzenkante; Spitzenklöppelei
list Abfassung; Abstufung; Aufführung; Aufstellung; Aufzählung; Ausrichtung; Einstellung; Lage; Leiste; Liste; Rangordnung; Stelle; Tabelle; Tafel; Verzeichnis Armeeverzeichnis; Aufführung; Aufstellung; Aufzählung; Liste; Mitgliederliste; Register; Schlagseite; SharePoint-Liste; Tabelle; Verzeichnis
molding Beschlag; Borte; Leiste; Rahmen; Rand
moulding Beschlag; Borte; Leiste; Rahmen; Rand
mounting Beschlag; Borte; Leiste; Rahmen; Rand Bildschnitt; Montierung; Satz; Schiffslafette; Schnitt; Setzarbeit; Setzen
panel Beschlag; Borte; Leiste; Rahmen; Rand Abdeckung; Forum; Gruppe; Paneel; Panel; Partei; Team
ribbon Besatz; Beschlag; Borte; Kante; Krempe; Leiste; Rand; Saum; Streifen; Tresse Bändchen; Farbband; Farbbänder; Haarbänder; Haarschleife; Kinnband; Kordel; Menüband; Schleife; Schnur
rim Besatz; Beschlag; Borte; Kante; Krempe; Leiste; Rahmen; Rand; Saum; Streifen; Tresse Eckchen; Felge; Rändchen
schedule Abfassung; Abstufung; Aufführung; Aufstellung; Aufzählung; Ausrichtung; Einstellung; Lage; Leiste; Liste; Rangordnung; Stelle; Tabelle; Tafel; Verzeichnis Flugplan; Zeitplan
table Abfassung; Abstufung; Aufführung; Aufstellung; Aufzählung; Ausrichtung; Einstellung; Lage; Leiste; Liste; Rangordnung; Stelle; Tabelle; Tafel; Verzeichnis Eßtisch; Tabelle; Tafel; Tisch
tress Besatz; Beschlag; Borte; Kante; Krempe; Leiste; Rand; Saum; Streifen; Tresse
trim Auflage; Borte; Kante; Krempe; Leiste; Rand; Saum; Streifen; Tresse; Verbrämung
trimming Auflage; Besatz; Beschlag; Borte; Kante; Krempe; Leiste; Rand; Saum; Streifen; Tresse; Verbrämung Auflage; Aufschmücken; Besatz; Beschneidung; Franse; Fransenborte; Garnierung; Posament; Spitze; Spitzenarbeit
WerkwoordVerwante vertalingenAndere vertalingen
border angrenzen; anliegen; besetzen; einfassen; einsäumen; falbeln; grenzen an; säumen; umranden
braid einflechten; flechten
frame einfassen; einrahmen; einsäumen; umranden
fringe säumen
lace anreihen; aufreien; schnüren
list aufführen; auflisten; aufschreiben; aufzeichnen; aufzählen; ausschreiben; bekanntgeben; benennen; buchen; einschreiben; eintragen; erklären; erwähnen; informieren; melden; mitteilen; nennen; notieren; registrieren; titulieren
panel täfeln
schedule Zeitplan festlegen; planen
trim abkürzen; abschneiden; aufmachen; aufpolieren; aufputzen; ausstaffieren; beschneiden; beschränken; besetzen; das Haar kurz schneiden lassen; dekorieren; die Flügel stutzen; einkürzen; einschränken; falbeln; feinmachen; fertigmachen; fertigstellen; garnieren; gestalten; herausputzen; kürzen; kürzermachen; minimalisieren; rasieren; reduzieren; schminken; schmälern; schmücken; schneiden; stutzen; verkleinern; verknappen; verkürzen; verzieren; vollenden; zieren; zuschneiden
BijwoordVerwante vertalingenAndere vertalingen
lace aus Spitze
mounting ansteigend; aufgehend; steigend

Synoniemen voor "Leiste":


Wiktionary: Leiste

Leiste
noun
  1. Medizin: Region des Menschlichen Körpers, die beidseits den Übergang der Bauchwand zum Oberschenkel markiert
  2. schmales, meistens langes Bauteil aus Holz, Metall oder Kunststoff
Leiste
noun
  1. architecture: narrow decorative surface
  2. shelf
  3. long narrow depression of the human body that separates the trunk from the legs
Cross Translation:
FromToVia
• Leiste → groin ↔ lies — anatomie|nld gedeelte van de buikstreek die met de liesplooi de grens vormt tussen onderlichaam en dij

leisten:

leisten werkwoord (leiste, leistst, leistt, leistte, leisttet, geleistet)

  1. leisten (eine Leistung lieferen; erfüllen; verrichten; )
    to perform; to achieve; to succeed; achieve something
  2. leisten (tun; verrichten; betreiben; )
    to accomplish; to do; to act
    • accomplish werkwoord (accomplishes, accomplished, accomplishing)
    • do werkwoord (does, did, doing)
    • act werkwoord (acts, acted, acting)
  3. leisten (funktionieren; handeln; machen; )
    to function
    • function werkwoord (functions, functioned, funtioning)

Conjugations for leisten:

Präsens
  1. leiste
  2. leistst
  3. leistt
  4. leisten
  5. leistt
  6. leisten
Imperfekt
  1. leistte
  2. leisttest
  3. leistte
  4. leistten
  5. leisttet
  6. leistten
Perfekt
  1. habe geleistet
  2. hast geleistet
  3. hat geleistet
  4. haben geleistet
  5. habt geleistet
  6. haben geleistet
1. Konjunktiv [1]
  1. leiste
  2. leistest
  3. leiste
  4. leisten
  5. leistet
  6. leisten
2. Konjunktiv
  1. leistte
  2. leisttest
  3. leistte
  4. leistten
  5. leisttet
  6. leistten
Futur 1
  1. werde leisten
  2. wirst leisten
  3. wird leisten
  4. werden leisten
  5. werdet leisten
  6. werden leisten
1. Konjunktiv [2]
  1. würde leisten
  2. würdest leisten
  3. würde leisten
  4. würden leisten
  5. würdet leisten
  6. würden leisten
Diverses
  1. leist!
  2. leistt!
  3. leisten Sie!
  5. geleistet
  6. leistend
1. ich, 2. du, 3. er/sie/es, 4. wir, 5. ihr, 6. sie/Sie

Vertaal Matrix voor leisten:

Zelfstandig NaamwoordVerwante vertalingenAndere vertalingen
act Akt; Handlung; Tat; Werk
function Arbeitsfähigkeit; Arbeitsverhältnis; Dienststelle; Dienstverhältnis; Dynamik; Eigenschaft; Energie; Funktion; Funktionalität; Leistungsfähigkeit; Spannkraft; Stellung; Tatkraft
perform Agieren; Handeln
WerkwoordVerwante vertalingenAndere vertalingen
accomplish ausrichten; ausüben; betreiben; erfüllen; erledigen; erreichen; handeln; leisten; schaffen; schütten; treiben; tun; verrichten; vollziehen; vornehmen abmachen; ausführen; bekleiden; bewirken; durchsetzen; erledigen; erzeugen; fertig bringen; fertigbringen; herstellen; hinkriegen; innehaben; schaffen; versehen; vollbringen; vollführen; vollziehen
achieve eine Leistung lieferen; erfüllen; handeln; leisten; schieben; schütten; verrichten erzeugen; herstellen
achieve something eine Leistung lieferen; erfüllen; handeln; leisten; schieben; schütten; verrichten
act ausrichten; ausüben; betreiben; erfüllen; erledigen; erreichen; handeln; leisten; schaffen; schütten; treiben; tun; verrichten; vollziehen; vornehmen agieren; auftreten; darstellen; handeln; schauspielen; spielen; tun; tun als ob
do ausrichten; ausüben; betreiben; erfüllen; erledigen; erreichen; handeln; leisten; schaffen; schütten; treiben; tun; verrichten; vollziehen; vornehmen ablegen; arbeiten; tun; verrichten; zurücklegen
function erfüllen; funktionieren; gehen; handeln; leisten; machen; schaffen; schieben; schütten; treiben; tun; verrichten arbeiten gehen; zur Arbeit gehen
perform eine Leistung lieferen; erfüllen; handeln; leisten; schieben; schütten; verrichten aufgeführt werden; auftreten; ausführen; darstellen; schauspielen; spielen; tun als ob; vollbringen; vollführen; vollziehen
succeed eine Leistung lieferen; erfüllen; handeln; leisten; schieben; schütten; verrichten bewirken; durchsetzen; fertigbringen; hinkriegen; schaffen; vollbringen; vollführen

Synoniemen voor "leisten":


Wiktionary: leisten

leisten
verb
  1. auf etwas verzichten
leisten
verb
  1. to incur, stand, or bear
Cross Translation:
FromToVia
• leisten → accomplish; achieve; keep; observe; perform; exercise; fulfil; meet; execute; abide; abide by ↔ accomplir — achever entièrement.
• leisten → realize; realise; achieve; accomplish; fulfil; carry through; produce ↔ réaliser — construire







Uw gratis, snelle en simpele vertaal woordenboek

Copyright © 2000-2024 Interglot ®

Pagina gepresenteerd in 0.1168 seconde
Page rendered in 1.0 seconds