Meister: vertaling Duits

Overzicht

Duits naar Engels: Meer gegevens...

Meister:
- champion; champ; master; maestro; foreman; headman; supervisor
Wiktionary:
- Meister → master, champion, proficient
- Meister → master, champion, leader, chief, teacher

Duits

Uitgebreide vertaling voor Meister (Duits) in het Engels

der Meister (Maestro)
the champion; the champ; the master
- champion [the ~] zelfstandig naamwoord
- champ [the ~] zelfstandig naamwoord
- master [the ~] zelfstandig naamwoord
der Meister (Maestro)
the master
- master [the ~] zelfstandig naamwoord
der Meister (Maestro)
the maestro
- maestro [the ~] zelfstandig naamwoord
der Meister (Werkmeister; Vorarbeiter; Kolonnenführer; Schachtmeister; Polier; Hüttenmeister; Partieführer; Sägemeister)
the foreman; the headman
- foreman [the ~] zelfstandig naamwoord
- headman [the ~] zelfstandig naamwoord
der Meister
the supervisor
- supervisor [the ~] zelfstandig naamwoord

Zelfstandig Naamwoord	Verwante vertalingen	Andere vertalingen
champ	Maestro; Meister
champion	Maestro; Meister
foreman	Hüttenmeister; Kolonnenführer; Meister; Partieführer; Polier; Schachtmeister; Sägemeister; Vorarbeiter; Werkmeister	Anführer; Gruppenleiter; Haupt; Häupter; Leiter; Obergehilfe; Obergeselle; Vorarbeiter; Vordermann; Vormann
headman	Hüttenmeister; Kolonnenführer; Meister; Partieführer; Polier; Schachtmeister; Sägemeister; Vorarbeiter; Werkmeister	Anführer; Chef; Führer; Gebieter; Hauptmann; HauptmanneinerGruppe; Leiter; Vorstand
maestro	Maestro; Meister
master	Maestro; Meister	Altmeister; Anführer; Ausbilder; Chef; Erzieher; Flugkapitän; Führer; Fürst; Gebieter; Haupt; Hauptmann; Herr; Herr Lehrer; Herrscher; Kapitän; Katitän; Kommandant; König; Landsmann; Lehrer; Lehrkraft; Lehrmeister; Magister; Master; Oberhaupt; Schiffskapitän; Schulmeister; Vorgesetzte; Vorsteher; Zunftmeister
supervisor	Meister	Aufseher; Doktorvater; Förderer; jemand die Aufsicht führt über
Werkwoord	Verwante vertalingen	Andere vertalingen
master		besiegen; einreißen; sich angewöhnen; siegen über

Experte; Handwerksmeister; Handarbeiter; Handwerker
Fachkraft; Fachmann; Könner; Profi; Routinier; Sachkenner; Sachkundiger; Charakter; Einzelwesen; Individuum; Mensch; Person; Persönlichkeit; Subjekt; Typ
Polier; Vorarbeiter
M.A.; Magister; Magister Artium; Master of Arts
Adept; Erleuchteter; Guru; Heiliger; Seher; Weiser; Wissender
Guru; Lehrer; Lehrkraft; Pauker; Pädagoge; Pädagogiker; Berufstätiger

Meister

noun

gewerblich-technische Berufe: Meister seines Fachs, der seinerseits einen angehenden Gesellen oder Facharbeiter ausbilden darf
- Meister → master

Meister

noun

Cross Translation:

From	To	Via
• Meister	→ master	↔ meester — baas, heer, patroon
• Meister	→ champion	↔ kampioen — de winnaar van een kampioenschap
• Meister	→ leader; chief	↔ maître — Personne qui exerce son autorité
• Meister	→ master; teacher	↔ maître — Personne qui domine un art