Overzicht
Duits naar Engels:   Meer gegevens...
  1. Schach:
  2. Wiktionary:


Duits

Uitgebreide vertaling voor Schach (Duits) in het Engels

Schach:

Schach [das ~] zelfstandig naamwoord

  1. Schach
    the check
    • check [the ~] zelfstandig naamwoord
  2. Schach (Schachspiel)
    the chess game; the chess set

Vertaal Matrix voor Schach:

Zelfstandig NaamwoordVerwante vertalingenAndere vertalingen
check Schach Kontrolieren; Scheck; Überprüfung
chess game Schach; Schachspiel
chess set Schach; Schachspiel
WerkwoordVerwante vertalingenAndere vertalingen
check abhören; abzeichnen; ankreuzen; anmerken; ausprobieren; beherrschen; besichtigen; bändigen; dämpfen; erforschen; erkunden; erproben; examinieren; experimentieren; feststellen; forschen; in Zucht halten; inspizieren; kontrollieren; nachforschen; nachgehen; nachprüfen; nachsehen; nachspüren; nachzählen; proben; probieren; prüfen; sich anschauen; sich ansehen; testen; unterdrücken; untersuchen; verifizieren; zügeln; überprüfen
BijwoordVerwante vertalingenAndere vertalingen
check kariert

Synoniemen voor "Schach":


Wiktionary: Schach

Schach
noun
  1. Bezeichnung, nach den Spielregeln nicht mehr vorgeschriebener Ausruf, Ansage für eine Situation im Schachspiel, in welcher ein König direkt bedroht wird.
  2. strategisches Brettspiel für zwei Spieler, Kurzwort für Schachspiel
Schach
noun
  1. two-player board game
  2. chess: when the king is directly threatened by an enemy piece

Cross Translation:
FromToVia
Schach chess jeu d’échecsjeu se jouant sur un échiquier composé de 64 cases blanches et noires en alternance, chacun des deux joueurs disposant de 16 pièces.

Verwante vertalingen van Schach