Home ->Woordenboeken ->Duits/Engels ->Zoek: Sorge

Duitse en Engelse zoekresultaten voor: Sorge

Overzicht
Duits naar Engels:   Meer gegevens...
  1. Sorge:
  2. sorgen:
  3. Wiktionary:

Duits

Uitgebreide vertaling voor Sorge (Duits) in het Engels

Sorge:

Sorge [die ~] zelfstandig naamwoord

  1. die Sorge (Pflege; Versorgung; Betreuung; )
    the care; the nursing; the provision; the maintenance; the concern; the service; the worry
    • care [the ~] zelfstandig naamwoord
    • nursing [the ~] zelfstandig naamwoord
    • provision [the ~] zelfstandig naamwoord
    • maintenance [the ~] zelfstandig naamwoord
    • concern [the ~] zelfstandig naamwoord
    • service [the ~] zelfstandig naamwoord
    • worry [the ~] zelfstandig naamwoord
  2. die Sorge (Schlamassel; Schwierigkeit; Not; Elend)
    the discomforts; the troubles; the problems; the misery
  3. die Sorge (Versorgung; Betreuung)
    the care; the provision; the nursing; the service
    • care [the ~] zelfstandig naamwoord
    • provision [the ~] zelfstandig naamwoord
    • nursing [the ~] zelfstandig naamwoord
    • service [the ~] zelfstandig naamwoord
  4. die Sorge
    the daily pursuit; the daily worry
  5. die Sorge (Vorsorge; Vorkehrung)
    the precaution

Vertaal Matrix voor Sorge:

Zelfstandig NaamwoordVerwante vertalingenAndere vertalingen
care Betreuung; Einrichtung; Fürsorge; Krankenpflege; Pflege; Sorge; Versorgung Beaufsichtigung; Befriedigung; Bewachung; Kontrolle; Versorgung
concern Betreuung; Einrichtung; Fürsorge; Krankenpflege; Pflege; Sorge; Versorgung Besorgnis; Besorgtheit; Betrieb; Firma; Genossenschaft; Geschäftsbetrieb; Gesellschaft; Gesellschaftsfirma; Handelsgeschäft; Handelsgesellschaft; Handelsunternehmen; Holding; Holdinggesellschaft; Konzern; Unternehmen
daily pursuit Sorge
daily worry Sorge
discomforts Elend; Not; Schlamassel; Schwierigkeit; Sorge
maintenance Betreuung; Einrichtung; Fürsorge; Krankenpflege; Pflege; Sorge; Versorgung Befriedigung; Beköstigung; Erhaltung; Handhabung; Instandhaltung; Lebensunterhalt; Unterhalt; Versorgung; Wartung
misery Elend; Not; Schlamassel; Schwierigkeit; Sorge Elend; Katastrophe; Kummer; Leid; Malheur; Misere; Mißgeschick; Mühe; Not; Pech; Pein; Schicksalsschlag; Schicksalsschläge; Schlamassel; Schmerz; Unglück; Unglücksfall; Unheil
nursing Betreuung; Einrichtung; Fürsorge; Krankenpflege; Pflege; Sorge; Versorgung Befriedigung; Brustnahrung; Krankenpflege; Pflege; Versorgung
precaution Sorge; Vorkehrung; Vorsorge
problems Elend; Not; Schlamassel; Schwierigkeit; Sorge Aufgabe; Aufruhr; Berührung; Defekte; Empörumg; Mängel; Problem; Problematik; Probleme; Schererei; Scherereien; Schäden
provision Betreuung; Einrichtung; Fürsorge; Krankenpflege; Pflege; Sorge; Versorgung Befriedigung; Betriebsrücklage; Maßnahme; Versorgung
service Betreuung; Einrichtung; Fürsorge; Krankenpflege; Pflege; Sorge; Versorgung Auftragen; Bedienung; Befriedigung; Dienst; Dienstleistung; Dienststelle; Gefälligkeit; Gottesdienst; Gunst; Inspektion; Institut; Kundendienst; Messe; Putzen; Reinigen; Reparatur von Material; Revision; Saubermachen; Schenkung; Service; Servieren; Sold; Spende; Stelle; Stiftung; Versorgung; Wartung; Zuwendung; Überholung; Überprüfung
troubles Elend; Not; Schlamassel; Schwierigkeit; Sorge Aufruhr; Berührung; Defekte; Empörumg; Mängel; Problem; Probleme; Schererei; Scherereien; Schäden
worry Betreuung; Einrichtung; Fürsorge; Krankenpflege; Pflege; Sorge; Versorgung Besorgnis; Besorgtheit; Grübelei; Kopfzerbrechen; Mühe; Mühsal; Plackerei
WerkwoordVerwante vertalingenAndere vertalingen
care für etwas sorgen; pflegen; sorgen; verpflegen; versorgen
concern Belange haben; angehen; anrühren; antun; berühren; besiegen; betreffen; bewegen; erregen; gehen um; rühren; schlagen; treffen
provision bereitstellen; bevorraten; mit Vorräten versehen; mit Vorräten versorgen
service zu Diensten sein
worry besorgt sein; brüten; grübeln; hin und her überlegen; in Sorge seein; nachdenken; sich abmühen; sich abquälen
BijwoordVerwante vertalingenAndere vertalingen
service dienstleistungs

Synoniemen voor "Sorge":


Wiktionary: Sorge

Sorge
noun
  1. Bemühen um die als positiv empfundene Entwicklung einer Situation, speziell um das Wohlergehen eines anderen
  2. bedrückendes Gefühl der Unruhe, durch eine unangenehme und/oder gefahrvolle Situation hervorgerufen
Sorge
noun
  1. The expression of solicitude, anxiety, or compassion toward a thing or person
  2. close attention, concern or responsibility
  3. cause of worry
  4. unhappiness
  5. difficult experience
  6. -
  7. strong feeling of anxiety
Cross Translation:
FromToVia
• Sorge → worry ↔ inquiéter — Rendre inquiet
• Sorge → worry ↔ se faire du mauvais sang — (familier, fr) s’inquiéter, se faire du souci.
• Sorge → care; concern ↔ soin — attention
• Sorge → worry ↔ souci — (Nom commun 1)

sorgen:

sorgen werkwoord (sorge, sorgst, sorgt, sorgte, sorgtet, gesorgt)

  1. sorgen (zu etwas führen; versorgen)
    lead to something
  2. sorgen (sorgen für; sich kümmern; verlassen; bewirken)
    to take care; to see to; to look after
    • take care werkwoord (takes care, took care, taking care)
    • see to werkwoord (sees to, saw to, seeing to)
    • look after werkwoord (looks after, looked after, looking after)
  3. sorgen (versorgen; pflegen; verpflegen)
    to worry about; to care for
    • worry about werkwoord (worries about, worried about, worrying about)
    • care for werkwoord (cares for, cared for, caring for)
  4. sorgen (für etwas sorgen; versorgen; pflegen; verpflegen)
    to take care of; to nurture; to look after; care; to nurse
    • take care of werkwoord (takes care of, took care of, taking care of)
    • nurture werkwoord (nurtures, nurtured, nurturing)
    • look after werkwoord (looks after, looked after, looking after)
    • care werkwoord
    • nurse werkwoord (nurses, nursed, nursing)
  5. sorgen
    be worried
  6. sorgen (beängstigen)
    to frighten; to oppress; to disquiet; to alarm
    • frighten werkwoord (frightens, frightened, frightening)
    • oppress werkwoord (oppresses, oppressed, oppressing)
    • disquiet werkwoord (disquiets, disquieted, disquieting)
    • alarm werkwoord (alarms, alarmed, alarming)

Conjugations for sorgen:

Präsens
  1. sorge
  2. sorgst
  3. sorgt
  4. sorgen
  5. sorgt
  6. sorgen
Imperfekt
  1. sorgte
  2. sorgtest
  3. sorgte
  4. sorgten
  5. sorgtet
  6. sorgten
Perfekt
  1. habe gesorgt
  2. hast gesorgt
  3. hat gesorgt
  4. haben gesorgt
  5. habt gesorgt
  6. haben gesorgt
1. Konjunktiv [1]
  1. sorge
  2. sorgest
  3. sorge
  4. sorgen
  5. sorget
  6. sorgen
2. Konjunktiv
  1. sorgte
  2. sorgtest
  3. sorgte
  4. sorgten
  5. sorgtet
  6. sorgten
Futur 1
  1. werde sorgen
  2. wirst sorgen
  3. wird sorgen
  4. werden sorgen
  5. werdet sorgen
  6. werden sorgen
1. Konjunktiv [2]
  1. würde sorgen
  2. würdest sorgen
  3. würde sorgen
  4. würden sorgen
  5. würdet sorgen
  6. würden sorgen
Diverses
  1. sorg!
  2. sorgt!
  3. sorgen Sie!
  5. gesorgt
  6. sorgend
1. ich, 2. du, 3. er/sie/es, 4. wir, 5. ihr, 6. sie/Sie

Vertaal Matrix voor sorgen:

Zelfstandig NaamwoordVerwante vertalingenAndere vertalingen
alarm Abscheu; Alarm; Alarmanlage; Besorgnis; Besorgtheit; Bestürztheit; Bestürzung; Entsetzen; Furcht; Notsignal; Schreck; Schrecken; Weckton
care Beaufsichtigung; Befriedigung; Betreuung; Bewachung; Einrichtung; Fürsorge; Kontrolle; Krankenpflege; Pflege; Sorge; Versorgung
nurse Amme; Aufseher; Babysitter; Betreuer; Krankenpfleger; Krankenpflegerin; Krankenschwester; Schwester; Schwesterchen; Tierpfleger
WerkwoordVerwante vertalingenAndere vertalingen
alarm beängstigen; sorgen Sorgen machen; alarmieren; beängstigen; entsetzen; erschrecken
be worried sorgen
care für etwas sorgen; pflegen; sorgen; verpflegen; versorgen
care for pflegen; sorgen; verpflegen; versorgen pflegen; verpflegen; versorgen
disquiet beängstigen; sorgen
frighten beängstigen; sorgen Aangst einjaagen; einen Schreck einjagen; einschüchtern; erschrecken; erschüttern; schockieren; terrorisieren; tyrannisieren
lead to something sorgen; versorgen; zu etwas führen
look after bewirken; für etwas sorgen; pflegen; sich kümmern; sorgen; sorgen für; verlassen; verpflegen; versorgen nachschauen; nachsehen; sich kümmern um; sich um blicken; sich umsehen; umsehen; zurückschauen; zurücksehen; überprüfen
nurse für etwas sorgen; pflegen; sorgen; verpflegen; versorgen einflößen; eingeben; knuddeln; kuscheln; pflegen; schmusen; stillen; streicheln; säugen; verordnen; verpflegen; versorgen
nurture für etwas sorgen; pflegen; sorgen; verpflegen; versorgen
oppress beängstigen; sorgen bedrängen; beklemmen; festhalten; festklammern; verdrucken
see to bewirken; sich kümmern; sorgen; sorgen für; verlassen
take care bewirken; sich kümmern; sorgen; sorgen für; verlassen Aufmerksamkeit schenken; achtgeben; aufpassen; behandeln; hüten; sich hüten vor; versorgen; vorsichtig sein
take care of für etwas sorgen; pflegen; sorgen; verpflegen; versorgen
worry about pflegen; sorgen; verpflegen; versorgen grübeln

Synoniemen voor "sorgen":


Wiktionary: sorgen

sorgen
verb
  1. (reflexiv) um etwas/jemanden, wegen etwas/jemandem: sich ernsthaft Gedanken machen zu etwas/jemandem
  2. (transitiv) sich um das Wohl von jemandem oder etwas bemühen
sorgen
verb
  1. to be concerned about
  2. to be in charge of something
Cross Translation:
FromToVia
• sorgen → take care of ↔ s’occuper de — S’occuper de

Verwante vertalingen van Sorge







Uw gratis, snelle en simpele vertaal woordenboek

Copyright © 2000-2024 Interglot ®

Pagina gepresenteerd in 0.0535 seconde
Page rendered in 1.0 seconds