Abbauen: vertaling Duits

Remove Ads

Overzicht

Duits naar Engels: Meer gegevens...

abbauen:
- decline; waining; regress; exploit
Abbauen:
- finishing
Wiktionary:
- abbauen → break down, get rid of, remedy, run down, reduce, mine, pull down, dismantle, take down, exploit, utilize, leverage, take advantage of, work, cancel, abolish
- abbauen → mine

Duits

Uitgebreide vertaling voor abbauen (Duits) in het Engels

abbauen:

abbauen werkwoord

abbauen (vermindern; sinken; wegnehmen; verringern; schrumpfen; herabsetzen; fallen; reduzieren; nachlassen; abschwächen; setzen; sparen; kürzen; schwächen; schwinden; mindern; schmälern; zurückgehen; versiegen; verknappen; zusammengehen; fortnehmen; herabmindern)
to decline; waining; to regress
- decline werkwoord (declines, declined, declining)
- waining werkwoord
- regress werkwoord (regresses, regressed, regressing)
abbauen (inBetriebsetzen; ausbeuten; ausnutzen; benutzen; schaffen)
to exploit
- exploit werkwoord (exploits, exploited, exploiting)

Vertaal Matrix voor abbauen:

Zelfstandig Naamwoord	Verwante vertalingen	Andere vertalingen
decline		Abnahme; Bodensenkung; Dekadenz; Depression; Einsenkung; Einsturz; Einstürzen; Entartung; Fallen; Flaute; Mulde; Niedergang; Niederung; Rückfall; Rückgang; Schrumpfung; Schwäche; Senke; Senkung; Sinken; Untergang; Verfall; Zusammenbruch
exploit		Exploit; Heldentat
Werkwoord	Verwante vertalingen	Andere vertalingen
decline	abbauen; abschwächen; fallen; fortnehmen; herabmindern; herabsetzen; kürzen; mindern; nachlassen; reduzieren; schmälern; schrumpfen; schwinden; schwächen; setzen; sinken; sparen; verknappen; vermindern; verringern; versiegen; wegnehmen; zurückgehen; zusammengehen	ablehnen; abschlagen; abstoßen; abwandeln; abweisen; abändern; ausschlagen; beugen; deklinieren; geringer werden; konjugieren; schlechter werden; verbeugen; vergehen; vermindern; verringern; verwerfen; weniger werden; zerfallen; zurückgehen; zurücklaufen; zurückweisen
exploit	abbauen; ausbeuten; ausnutzen; benutzen; inBetriebsetzen; schaffen	ausmünzen; ausnehmen; enthüllen; profitieren
regress	abbauen; abschwächen; fallen; fortnehmen; herabmindern; herabsetzen; kürzen; mindern; nachlassen; reduzieren; schmälern; schrumpfen; schwinden; schwächen; setzen; sinken; sparen; verknappen; vermindern; verringern; versiegen; wegnehmen; zurückgehen; zusammengehen
waining	abbauen; abschwächen; fallen; fortnehmen; herabmindern; herabsetzen; kürzen; mindern; nachlassen; reduzieren; schmälern; schrumpfen; schwinden; schwächen; setzen; sinken; sparen; verknappen; vermindern; verringern; versiegen; wegnehmen; zurückgehen; zusammengehen

Synoniemen voor "abbauen":

abwracken; atomisieren; aufgliedern; auflösen; aufspalten; aufteilen; auftrennen; auseinanderbauen; auseinandernehmen; demontieren; dividieren; einordnen; fragmentieren; partagieren; pulverisieren; spalten; teilen; tranchieren; trennen; umordnen; unterteilen; untertrennen; zergliedern; zerlegen; zersetzen; zerspalten; zerteilen; zertrennen
abtragen
abschaffen; aufheben; aus der Welt schaffen; beseitigen
fördern; gewinnen
degradieren; verstoffwechseln
auf den Hund kommen; gefährdet sein; in Gefahr geraten; in schwere See kommen

Wiktionary: abbauen

abbauen

Chemie, Biologie, Wirtschaft: von komplexeren in einfachere Strukturen und Formen, in geringerwertige Zustände oder Qualitäten umwandeln
- abbauen → break down
(vor allem auch übertragen) verringern, beseitigen; mindern von Hindernissen, die Prozesse behindern
- abbauen → get rid of; remedy; run down; reduce
Rohstoffe, Baustoffe vor allem durch Bergbau und ähnliche Technologien gewinnen
- abbauen → mine
bauliche und andere (auch zeitweilig errichteten) technische oder künstliche Anlagen, Einrichtungen, Aufbauten und Ähnliches beseitigen, zurückbauen
- abbauen → pull down; dismantle; take down

abbauen

verb

remove from the ground
- mine → abbauen; fördern

Cross Translation:

From	To	Via
• abbauen	→ exploit; utilize; leverage; take advantage of; work	↔ exploiter — faire valoir une chose, en tirer le profit du produit.
• abbauen	→ cancel; abolish	↔ supprimer — Abolir, annuler, annihiler.

Abbauen:

Abbauen [das ~] zelfstandig naamwoord

Abbauen
the finishing
- finishing [the ~] zelfstandig naamwoord

Vertaal Matrix voor Abbauen:

Zelfstandig Naamwoord	Verwante vertalingen	Andere vertalingen
finishing	Abbauen	Absolvieren; Ausschaltung; Beendung; Ergänzung; Erledigung; Fertigstellung; Liquidierung; Nachtrag; Schlachten; Vollenden; Vollendung

Remove Ads

Duitse en Engelse zoekresultaten voor: abbauen

Uitgebreide vertaling voor abbauen (Duits) in het Engels

abbauen:

abbauen werkwoord

abbauen (vermindern; sinken; wegnehmen; verringern; schrumpfen; herabsetzen; fallen; reduzieren; nachlassen; abschwächen; setzen; sparen; kürzen; schwächen; schwinden; mindern; schmälern; zurückgehen; versiegen; verknappen; zusammengehen; fortnehmen; herabmindern)

abbauen (inBetriebsetzen; ausbeuten; ausnutzen; benutzen; schaffen)

Vertaal Matrix voor abbauen:

Synoniemen voor "abbauen":

Wiktionary: abbauen

Abbauen:

Abbauen [das ~] zelfstandig naamwoord

Abbauen

Vertaal Matrix voor Abbauen: