Overzicht
Duits naar Engels:   Meer gegevens...
  1. Einzelperson:


Duits

Uitgebreide vertaling voor Einzelperson (Duits) in het Engels

Einzelperson:

Einzelperson [die ~] zelfstandig naamwoord

  1. die Einzelperson (Person; Wesen; Individuum; )
    the person; the being; the mortal; the individual; the human being
    • person [the ~] zelfstandig naamwoord
    • being [the ~] zelfstandig naamwoord
    • mortal [the ~] zelfstandig naamwoord
    • individual [the ~] zelfstandig naamwoord
    • human being [the ~] zelfstandig naamwoord
  2. die Einzelperson (Einzelne; Einzelgänger; Individuum; Einzelwesen)
    the individual; the lone wolf; the loner

Vertaal Matrix voor Einzelperson:

Zelfstandig NaamwoordVerwante vertalingenAndere vertalingen
being Einzelne; Einzelperson; Einzelwesen; Gestalt; Herrschaft; Individuen; Individuum; Mensch; Menschenkind; Person; Sterbliche; Wesen Dasein; Existenz; Fortbestehen; Leben; Lebenswandel; Sein
human being Einzelne; Einzelperson; Einzelwesen; Gestalt; Herrschaft; Individuen; Individuum; Mensch; Menschenkind; Person; Sterbliche; Wesen Einzelwesen; Figur; Gestalt; Mensch; Menschenkind; Person; Wesen
individual Einzelgänger; Einzelne; Einzelperson; Einzelwesen; Gestalt; Herrschaft; Individuen; Individuum; Mensch; Menschenkind; Person; Sterbliche; Wesen Einzelwesen; Figur; Form; Gestalt; Mensch; Menschenkind; Person; Typ; Wesen
lone wolf Einzelgänger; Einzelne; Einzelperson; Einzelwesen; Individuum
loner Einzelgänger; Einzelne; Einzelperson; Einzelwesen; Individuum
mortal Einzelne; Einzelperson; Einzelwesen; Gestalt; Herrschaft; Individuen; Individuum; Mensch; Menschenkind; Person; Sterbliche; Wesen
person Einzelne; Einzelperson; Einzelwesen; Gestalt; Herrschaft; Individuen; Individuum; Mensch; Menschenkind; Person; Sterbliche; Wesen Einzelwesen; Figur; Gestalt; Mensch; Menschenkind; Person; Wesen
Bijvoeglijk NaamwoordVerwante vertalingenAndere vertalingen
individual einzeln; individuell; persönlich
mortal sterblich
BijwoordVerwante vertalingenAndere vertalingen
being daß heißt; daß ist