Duits

Uitgebreide vertaling voor Gier (Duits) in het Engels

Gier:

Gier [die ~] zelfstandig naamwoord

  1. die Gier
    the eagerness
  2. die Gier (Sucht)
    the sigh
    • sigh [the ~] zelfstandig naamwoord
  3. die Gier (Geiz; Habgier)
    the stinginess; the meanness; the miserliness
  4. die Gier (Fresssucht; Gefräßigkeit)
    the gluttony; the greed; the voracity
    • gluttony [the ~] zelfstandig naamwoord
    • greed [the ~] zelfstandig naamwoord
    • voracity [the ~] zelfstandig naamwoord
  5. die Gier (Habgier)
    the greediness; the greed
    • greediness [the ~] zelfstandig naamwoord
    • greed [the ~] zelfstandig naamwoord
  6. die Gier (Begierde; Verlangen; Begehren)
    the wish; the desire
    • wish [the ~] zelfstandig naamwoord
    • desire [the ~] zelfstandig naamwoord
  7. die Gier (Gefräßigkeit)
    the greediness; the greed; the gluttony; the voracity
    • greediness [the ~] zelfstandig naamwoord
    • greed [the ~] zelfstandig naamwoord
    • gluttony [the ~] zelfstandig naamwoord
    • voracity [the ~] zelfstandig naamwoord

Vertaal Matrix voor Gier:

Zelfstandig NaamwoordVerwante vertalingenAndere vertalingen
desire Begehren; Begierde; Gier; Verlangen Begehr; Begehren; Begierde; Geilheit; Genußsucht; Hingebung; Inbrunst; Leidenschaft; Lust; Passion; Verlangen; Wollust; Wunsch; ein großes Verlangen
eagerness Gier
gluttony Fresssucht; Gefräßigkeit; Gier
greed Fresssucht; Gefräßigkeit; Gier; Habgier
greediness Gefräßigkeit; Gier; Habgier
meanness Geiz; Gier; Habgier Ekelhaftigkeit; Niederträchtigkeit; Niedrtracht; Widerwärtigkeit
miserliness Geiz; Gier; Habgier Geiz; Habgier; Knauserei; Knauserigkeit; Raffgier
sigh Gier; Sucht Atemzug; Seufzer; Stoßseufzer; kleiner Windstoß
stinginess Geiz; Gier; Habgier Filzigkeit; Geiz; Habgier; Knauserei; Knauserigkeit; Raffgier
voracity Fresssucht; Gefräßigkeit; Gier
wish Begehren; Begierde; Gier; Verlangen Absicht; Begehren; Begierde; Entschluß; Plan; Verlangen; Vorhaben; Vorsatz; Wunsch; letzter Wille; letzter Wünsch
WerkwoordVerwante vertalingenAndere vertalingen
desire begehren; erwarten; herbeisehnen; hoffen; wünschen
sigh aufzeufzen; seufzen; tief aufseufzen; ächzen
wish begehren; erwarten; herbeisehnen; hoffen; möchten; wollen; wünschen

Synoniemen voor "Gier":


Wiktionary: Gier

Gier
noun
  1. unmäßiges, maßloses Verlangen
Gier
noun
  1. selfish desire for more than is needed
  2. desire for the possession of something
  3. excessive or inordinate desire of gain