Overzicht
Duits naar Engels:   Meer gegevens...
  1. Heimat:
  2. Wiktionary:


Duits

Uitgebreide vertaling voor Heimat (Duits) in het Engels

Heimat:

Heimat [die ~] zelfstandig naamwoord

  1. die Heimat (Heimatland; Herkunftsland; Geburtsland; )
    the native country
  2. die Heimat (Heimatboden; Haus und Herd; Heimatland)
    the homeland
    • homeland [the ~] zelfstandig naamwoord
  3. die Heimat (heimatlicher Boden)
    the native soil; the native ground; the home ground

Vertaal Matrix voor Heimat:

Zelfstandig NaamwoordVerwante vertalingenAndere vertalingen
home ground Heimat; heimatlicher Boden
homeland Haus und Herd; Heimat; Heimatboden; Heimatland
native country Geburtsland; Heimat; Heimatboden; Heimatland; Herkunftsland; Land; Landschaft; Nation
native ground Heimat; heimatlicher Boden
native soil Heimat; heimatlicher Boden

Synoniemen voor "Heimat":


Wiktionary: Heimat

Heimat
noun
  1. Ort, Gegend oder Land, woher etwas stammt, wo etwas seinen Ursprung hat
  2. Ort, Gegend oder Land, wo jemand aufgewachsen ist, wo man sich wohl fühlt
Heimat
noun
  1. homeland
  2. the country where a person was born and raised
  3. habitat
  4. someone’s native land

Cross Translation:
FromToVia
Heimat homeland land — het eigen land, het land waar men geboren is
Heimat homeland pays — Lieu de naissance, province natale