Overzicht
Duits naar Engels:   Meer gegevens...
  1. Mäßigung:
  2. Wiktionary:


Duits

Uitgebreide vertaling voor Mäßigung (Duits) in het Engels

Mäßigung:

Mäßigung [die ~] zelfstandig naamwoord

  1. die Mäßigung
    the moderation; the tempering; the modification; the softening
  2. die Mäßigung (Besonnenheit)
    the moderation; the modesty; the measure

Vertaal Matrix voor Mäßigung:

Zelfstandig NaamwoordVerwante vertalingenAndere vertalingen
measure Besonnenheit; Mäßigung Abmessung; Ausdehnung; Ausmaß; Bedeutung; Beschluß; Dekret; Dimension; Erlaß; Format; Größe; Kennzahl; Maßnahme; Measure; Messbecher; Norm; Ratsbeschluß; Standard; Standarte
moderation Besonnenheit; Mäßigung Billigkeit; Preiswertheit; Vernünftigkeit; mit Rede
modesty Besonnenheit; Mäßigung Anspruchslosheit; Anspruchslosigkeit; Bescheidenheit; Dienstbarkeit; Dienstbereitschaft; Dienstfertigkeit; Einfalt; Entgegenkommen; Folgsamkeit; Gefälligkeit; Gefügigkeit; Gehorsam; Genügsamkeit; Rechtschaffenheit; Schlichtheit; Sittsamkeit; Tugendhaftigkeit; Wohlwollen; Zurückgezogenheit; Zuvorkommendheit
modification Mäßigung Abwandlung; Abänderung; Amendement; Modification; Mutation; Nuancierung; Umgestaltung; Veränderung
softening Mäßigung Einweichen; Erweichung; Weichen
tempering Mäßigung
WerkwoordVerwante vertalingenAndere vertalingen
measure Tiefe peilen; loten
Bijvoeglijk NaamwoordVerwante vertalingenAndere vertalingen
softening lindern; mildern; mildernd

Synoniemen voor "Mäßigung":


Wiktionary: Mäßigung

Mäßigung
noun
  1. instance of moderating; to bring away from extremes
  2. habitual moderation
  3. moderation of passion

Cross Translation:
FromToVia
Mäßigung moderation moderatiematiging, gematigdheid