Overzicht


Duits

Uitgebreide vertaling voor Mißlingen (Duits) in het Engels

Mißlingen:

Mißlingen [das ~] zelfstandig naamwoord

  1. Mißlingen (Fehlschläge; Fehler; Mißerfolg; )
    the failure; the fiasco; the flop; the defeat; the fall-through; the let down
    • failure [the ~] zelfstandig naamwoord
    • fiasco [the ~] zelfstandig naamwoord
    • flop [the ~] zelfstandig naamwoord
    • defeat [the ~] zelfstandig naamwoord
    • fall-through [the ~] zelfstandig naamwoord
    • let down [the ~] zelfstandig naamwoord
  2. Mißlingen (Mißerfolge)
    the failures; the flops; the fiasco's
    • failures [the ~] zelfstandig naamwoord
    • flops [the ~] zelfstandig naamwoord
    • fiasco's [the ~] zelfstandig naamwoord

Vertaal Matrix voor Mißlingen:

Zelfstandig NaamwoordVerwante vertalingenAndere vertalingen
defeat Fehler; Fehlgriff; Fehlschlag; Fehlschläge; Fehlschuß; Fehlschüsse; Fiasko; Mißerfolg; Mißlingen; Reinfall; Scheitern Niederlage; Schlappe; Vereitelung; Verlieren; Verlust
failure Fehler; Fehlgriff; Fehlschlag; Fehlschläge; Fehlschuß; Fehlschüsse; Fiasko; Mißerfolg; Mißlingen; Reinfall; Scheitern Bankrott; Defekt; Fehler; Fehlgriff; Fehlschlag; Fehlschuß; Gehrung; Irrtum; Konkurs; Mißerfolg; Mißgriff; Nichterfüllung; Verfehlung; Versager; Versehen; Versäumnis
failures Mißerfolge; Mißlingen
fall-through Fehler; Fehlgriff; Fehlschlag; Fehlschläge; Fehlschuß; Fehlschüsse; Fiasko; Mißerfolg; Mißlingen; Reinfall; Scheitern
fiasco Fehler; Fehlgriff; Fehlschlag; Fehlschläge; Fehlschuß; Fehlschüsse; Fiasko; Mißerfolg; Mißlingen; Reinfall; Scheitern
fiasco's Mißerfolge; Mißlingen
flop Fehler; Fehlgriff; Fehlschlag; Fehlschläge; Fehlschuß; Fehlschüsse; Fiasko; Mißerfolg; Mißlingen; Reinfall; Scheitern Blamage; Pleite
flops Mißerfolge; Mißlingen
let down Fehler; Fehlgriff; Fehlschlag; Fehlschläge; Fehlschuß; Fehlschüsse; Fiasko; Mißerfolg; Mißlingen; Reinfall; Scheitern Niederlage; Schlappe; Verlieren; Verlust
WerkwoordVerwante vertalingenAndere vertalingen
flop abgehen; auffliegen; danebengehen; fehlschlagen; hinschmeißen; irren; mißlingen; mißraten; scheitern; schiefgehen; schmeißen
let down enttäuschen; ernüchtern; fallen lassen; frustrieren
BijwoordVerwante vertalingenAndere vertalingen
let down bedripst; belemmert; betreten; niedergedrückt