Overzicht
Duits naar Engels:   Meer gegevens...
  1. Training:
  2. Wiktionary:


Duits

Uitgebreide vertaling voor Training (Duits) in het Engels

Training:

Training [das ~] zelfstandig naamwoord

  1. Training (Übung; Ausbildung; Fingerübung; Schulung)
    the exercise; the practice; the training; the drill; the practise
    • exercise [the ~] zelfstandig naamwoord
    • practice [the ~] zelfstandig naamwoord, Amerikaans
    • training [the ~] zelfstandig naamwoord
    • drill [the ~] zelfstandig naamwoord
    • practise [the ~] zelfstandig naamwoord, Brits
  2. Training (Kundig machen; Ausbildung; Erziehung; )
    the training; the education; the qualification
    the college
    – an institution of higher education created to educate and grant degrees; often a part of a university 1
    • college [the ~] zelfstandig naamwoord
  3. Training
    the training
    – The process of teaching the speech recognition engine to recognize your voice and manner of speaking. The speech engine looks for patterns in the way you speak, enabling it to provide better accuracy when you dictate text. You train the engine by reading text in the training wizard, and continue to train the engine as you dictate text while working. 2
    • training [the ~] zelfstandig naamwoord

Vertaal Matrix voor Training:

Zelfstandig NaamwoordVerwante vertalingenAndere vertalingen
college Ausbildung; Bildung; Entwicklung; Erziehung; Kundig machen; Schulung; Training Akademie; Hochschule; Kollege; Kollegium; Schule; Schulgebäude; Universität
drill Ausbildung; Fingerübung; Schulung; Training; Übung Bohrmaschine; Drillbohrer; Handbohrer; kleineBohrer
education Ausbildung; Bildung; Entwicklung; Erziehung; Kundig machen; Schulung; Training Ansteigung; Aufstieg; Ausbildung; Bildung; Blüte; Entfaltung; Entstehen; Entstehung; Entwicklung; Entwürfe; Erhöhung; Erziehung; Fortbildung; Fortgang; Fortgänge; Fortschritt; Kurs; Lehre; Schule; Schulung; Unterricht; Unterrichtswesen; Wachstum; Zunahme; Zuwachs
exercise Ausbildung; Fingerübung; Schulung; Training; Übung
practice Ausbildung; Fingerübung; Schulung; Training; Übung Anwendung; Ausübung; Benutzung; Doktoren; Erfahrung; Gebrauch; Geübtheit; Praxis; Routine; Verwendung
practise Ausbildung; Fingerübung; Schulung; Training; Übung Anwendung; Ausübung; Benutzung; Doktoren; Erfahrung; Gebrauch; Geübtheit; Praxis; Routine; Verwendung
qualification Ausbildung; Bildung; Entwicklung; Erziehung; Kundig machen; Schulung; Training Befugnis; Befugt sein; Qualifikation; Zuständigkeit
training Ausbildung; Bildung; Entwicklung; Erziehung; Fingerübung; Kundig machen; Schulung; Training; Übung Abrichten; Abrichtung; Arztpraxis; Ausbildung; Bildung; Dressur; Erziehung; Muskelwirkung; Praxis; Schulung
WerkwoordVerwante vertalingenAndere vertalingen
drill anbohren; bohren; durchbohren; durchlöchern; durchstechen; durchstoßen; exerzieren; hineindringen; perforieren
exercise Sport treiben; ausbilden; bilden; einstudieren; einüben; entwickeln; exerzieren; heranbilden; proben; repetieren; sichwiederholen; studieren; trainieren; üben
practice Sport treiben; anwenden; ausbilden; ausüben; benutzen; betreiben; bilden; einsetzen; einstudieren; einüben; entwickeln; exerzieren; gebrauchen; handhaben; hantieren; heranbilden; lernen; proben; repetieren; sichwiederholen; studieren; trainieren; treiben; verwenden; üben
practise Sport treiben; anwenden; ausbilden; ausüben; benutzen; betreiben; bilden; einsetzen; einstudieren; einüben; entwickeln; exerzieren; gebrauchen; handhaben; hantieren; heranbilden; lernen; proben; repetieren; sichwiederholen; studieren; trainieren; treiben; verwenden; üben

Synoniemen voor "Training":


Wiktionary: Training

Training
noun
  1. nachhaltige, planmäßige Übungen im Sport oder anderen Bereichen, um die Leistungen zu verbessern
Training
noun
  1. physical activity intended to improve strength and fitness
  2. training
  3. an exercise session; a period of physical exercise

Cross Translation:
FromToVia
Training training training — een oefening