Overzicht
Duits naar Engels:   Meer gegevens...
  1. Verbrauch:
  2. Wiktionary:


Duits

Uitgebreide vertaling voor Verbrauch (Duits) in het Engels

Verbrauch:

Verbrauch [der ~] zelfstandig naamwoord

  1. der Verbrauch (Konsum; Verzehr)
    the consumption; the expenditure; the use
  2. der Verbrauch
    the consumption
  3. der Verbrauch
    the consumption
    – The items used, time spent and costs incurred during servicing that are not included in the invoice to the customer. 1
  4. der Verbrauch
    the usage
    – The number of units or dollars of an inventory item consumed over a period of time. 1
    • usage [the ~] zelfstandig naamwoord

Vertaal Matrix voor Verbrauch:

Zelfstandig NaamwoordVerwante vertalingenAndere vertalingen
consumption Konsum; Verbrauch; Verzehr Verdauung
expenditure Konsum; Verbrauch; Verzehr Ausgabe
usage Verbrauch Sprachgebrauch; Verwendung
use Konsum; Verbrauch; Verzehr Anwendbarkeit; Anwendung; Bedeutung; Benutzung; Brauchbarkeit; Gebrauch; Gewinn; Handhabung; Hantieren; Nutzen; Nutzung; Nützlichkeit; Profit; Sinn; Utilität; Verwendbarkeit; Verwendung; Verwertung; Vorteil
WerkwoordVerwante vertalingenAndere vertalingen
use anwenden; aufarbeiten; aufbrauchen; aufmachen; aufnehmen; aufsetzen; aufstellen; aufwenden; aufzehren; ausbeuten; ausfertigen; benutzen; einsetzen; gebrauchen; handhaben; hantieren; konsumieren; praktizieren; tun; verbrauchen; verrichten; verwenden

Synoniemen voor "Verbrauch":


Wiktionary: Verbrauch

Verbrauch
noun
  1. Verwendung eines Gutes; das Verbrauchen, Aufbrauchen eines Gutes
Verbrauch
noun
  1. the amount consumed

Cross Translation:
FromToVia
Verbrauch consumption verbruik — de totale verbruikte hoeveelheid
Verbrauch consumption; intake consommation — Action de se servir des choses qui se détruisent par l’usage