Overzicht
Duits naar Engels:   Meer gegevens...
  1. Wirtschaftlichkeit:
  2. Wiktionary:


Duits

Uitgebreide vertaling voor Wirtschaftlichkeit (Duits) in het Engels

Wirtschaftlichkeit:

Wirtschaftlichkeit [die ~] zelfstandig naamwoord

  1. die Wirtschaftlichkeit (Sparsamkeit; Einsparung)
    the thrift; the frugality
    • thrift [the ~] zelfstandig naamwoord
    • frugality [the ~] zelfstandig naamwoord

Vertaal Matrix voor Wirtschaftlichkeit:

Zelfstandig NaamwoordVerwante vertalingenAndere vertalingen
frugality Einsparung; Sparsamkeit; Wirtschaftlichkeit Anspruchslosigkeit; Bescheidenheit; Einfachheit; Einfalt; Schlichtheit; Wertlosigkeit
thrift Einsparung; Sparsamkeit; Wirtschaftlichkeit

Synoniemen voor "Wirtschaftlichkeit":


Wiktionary: Wirtschaftlichkeit

Wirtschaftlichkeit
noun
  1. Prinzip mit den vorhanden Mitteln den größtmöglichen Ertrag zu erzielen