Overzicht


Duits

Uitgebreide vertaling voor ankuppeln (Duits) in het Engels

ankuppeln:

ankuppeln werkwoord

  1. ankuppeln (anhängen)
    to attach to; to couple
    • attach to werkwoord (attaches to, attached to, attaching to)
    • couple werkwoord (couples, coupled, coupling)
  2. ankuppeln (ankoppeln; anhängen; kuppeln; )
    to hitch on to; to hook on to; to connect; to couple; to fasten; to hook together
    • hitch on to werkwoord (hitches on to, hitched on to, hitching on to)
    • hook on to werkwoord (hooks on to, hooked on to, hooking on to)
    • connect werkwoord (connects, connected, connecting)
    • couple werkwoord (couples, coupled, coupling)
    • fasten werkwoord (fastens, fastened, fastening)
    • hook together werkwoord (hooks together, hooked together, hooking together)

Vertaal Matrix voor ankuppeln:

Zelfstandig NaamwoordVerwante vertalingenAndere vertalingen
couple Liebespaar; Paar; zwei Personen die zusammen gehören
WerkwoordVerwante vertalingenAndere vertalingen
attach to anhängen; ankuppeln anbinden; anheften; ankleben; anleimen; befestigen; beglaubigen; festhaken; festheften; festkleben; festmachen; heften; kleben; leimen
connect anhaken; anhängen; ankoppeln; ankuppeln; haken; koppeln; kuppeln an einander befestigen; anbinden; aneinanderkuppeln; aneinanderreihen; anheften; anhängen; anknöpfen; ankoppeln; anschalten; anschließen; befestigen; beglaubigen; beziehen; durchstellen; einschalten; festhaken; festheften; festknöpfen; festknüpfen; festmachen; fügen; heften; inBeziehungbringen; ineinandergreifen; ineinanderschließen; ketten; knoten; knüpfen; kombinieren; koppeln; kuppeln; verbinden; vereinen; vereinigen; verketten; verknoten; verkuppeln; weiterleiten; zusammenfügen; zusammenlegen
couple anhaken; anhängen; ankoppeln; ankuppeln; haken; koppeln; kuppeln aneinanderkuppeln; aneinanderreihen; bumsen; ficken; fügen; knüpfen; koppeln; kuppeln; verbinden; vereinen; vereinigen; verketten; verkuppeln; vögeln; zusammenfügen; zusammenlegen
fasten anhaken; anhängen; ankoppeln; ankuppeln; haken; koppeln; kuppeln an einander befestigen; anbinden; andrücken; anheften; anketten; anknöpfen; anlegen; befestigen; beglaubigen; den Mund verbieten; dokumentieren; einhaken; einsperren; erpressen; festbinden; festdrücken; festhaken; festhalten; festheften; festknöpfen; festknüpfen; festmachen; festschnallen; heften; ketten; klammern; knebeln; ködern; mit der Schlinge fangen; schnüren; verankern; verknoten; vertäuen; zusammenbinden
hitch on to anhaken; anhängen; ankoppeln; ankuppeln; haken; koppeln; kuppeln
hook on to anhaken; anhängen; ankoppeln; ankuppeln; haken; koppeln; kuppeln
hook together anhaken; anhängen; ankoppeln; ankuppeln; haken; koppeln; kuppeln