Home ->Woordenboeken ->Duits/Engels ->Vertaal fortschaffen

Vertaal fortschaffen van Duits naar Engels

Overzicht
Duits naar Engels:   Meer gegevens...
  1. fortschaffen:
  2. Wiktionary:

Duits

Uitgebreide vertaling voor fortschaffen (Duits) in het Engels

fortschaffen:

fortschaffen werkwoord (schaffe fort, schaffst fort, schafft fort, schaffte fort, schafftet fort, fortgeschafft)

  1. fortschaffen (entfernen; wegtun; vertreiben; )
    to remove
    • remove werkwoord (removes, removed, removing)
  2. fortschaffen (vorwerfen; schätzen; verweisen; )
    to accuse; to blame; to reproach; to reprimand; hold against; to rebuke; to discredit
    • accuse werkwoord (accuses, accused, accusing)
    • blame werkwoord (blames, blamed, blaming)
    • reproach werkwoord (reproaches, reproached, reproaching)
    • reprimand werkwoord (reprimands, reprimanded, reprimanding)
    • hold against werkwoord
    • rebuke werkwoord (rebukes, rebuked, rebuking)
    • discredit werkwoord (discredits, discredited, discrediting)
  3. fortschaffen (demontieren; entfernen; wegnehmen; )
    to dismantle; to strip down; to remove; to take apart a machine; to clear away; to unharness; to unrig; to clear up
    • dismantle werkwoord (dismantles, dismantled, dismantling)
    • strip down werkwoord (strips down, stripped down, stripping down)
    • remove werkwoord (removes, removed, removing)
    • take apart a machine werkwoord (takes apart a machine, took apart a machine, taking apart a machine)
    • clear away werkwoord (clears away, cleared away, clearing away)
    • unharness werkwoord (unharnesses, unharnessed, unharnessing)
    • unrig werkwoord (unrigs, unrigged, unrigging)
    • clear up werkwoord (clears up, cleared up, clearing up)
  4. fortschaffen (evakuieren; ausräumen; entfernen; )
    to evacuate
    • evacuate werkwoord (evacuates, evacuated, evacuating)
  5. fortschaffen (wegtragen; abführen; abtragen; )
    to carry off; to take away; to accompany; to carry away; to take in; to see off
    • carry off werkwoord (carry off, carried off, carrying off)
    • take away werkwoord (takes away, took away, taking away)
    • accompany werkwoord (accompanies, accompanied, accompanying)
    • carry away werkwoord (carry awaies, carried away, carrying away)
    • take in werkwoord (takes in, took in, taking in)
    • see off werkwoord (sees off, saw off, seeing off)

Conjugations for fortschaffen:

Präsens
  1. schaffe fort
  2. schaffst fort
  3. schafft fort
  4. schaffen fort
  5. schafft fort
  6. schaffen fort
Imperfekt
  1. schaffte fort
  2. schafftest fort
  3. schaffte fort
  4. schafften fort
  5. schafftet fort
  6. schafften fort
Perfekt
  1. habe fortgeschafft
  2. hast fortgeschafft
  3. hat fortgeschafft
  4. haben fortgeschafft
  5. habt fortgeschafft
  6. haben fortgeschafft
1. Konjunktiv [1]
  1. fortschaffe
  2. fortschaffest
  3. fortschaffe
  4. fortschaffen
  5. fortschaffet
  6. fortschaffen
2. Konjunktiv
  1. fortschaffte
  2. fortschafftest
  3. fortschaffte
  4. fortschafften
  5. fortschafftet
  6. fortschafften
Futur 1
  1. werde fortschaffen
  2. wirst fortschaffen
  3. wird fortschaffen
  4. werden fortschaffen
  5. werdet fortschaffen
  6. werden fortschaffen
1. Konjunktiv [2]
  1. würde fortschaffen
  2. würdest fortschaffen
  3. würde fortschaffen
  4. würden fortschaffen
  5. würdet fortschaffen
  6. würden fortschaffen
Diverses
  1. schaffe fort!
  2. schafft fort!
  3. schaffen Sie fort!
  5. fortgeschafft
  6. fortschaffend
1. ich, 2. du, 3. er/sie/es, 4. wir, 5. ihr, 6. sie/Sie

Vertaal Matrix voor fortschaffen:

Zelfstandig NaamwoordVerwante vertalingenAndere vertalingen
blame Belehrung; Rüge; Tadel; Verweis; Verübeln; Vorwurf; Zurechtweisung; jemandem etwas übelnehmen
discredit Mißkredit; ins Gerede kommen
remove Abnehmen; Abwischen; Staub abnehmen
reprimand Belehrung; Bestrafung; Ermahnung; Rüffel; Rüge; Tadel; Verweis; Zurechtweisung
reproach Belehrung; Rüge; Tadel; Verweis; Verübeln; Vorwurf; Zurechtweisung; jemandem etwas übelnehmen
WerkwoordVerwante vertalingenAndere vertalingen
accompany abführen; abtragen; davontragen; fortbringen; fortfahren; fortführen; fortschaffen; fortschleppen; forttragen; wegbringen; wegführen; wegschaffen; wegschleppen; wegtragen begleiten; geleiten; herumführen; mitgehen; wegbringen
accuse bestrafen; blamieren; entgegenhalten; entnehmen; ermahnen; fortführen; fortschaffen; hinhalten; hinterhertragen; nachtragen; rügen; schelten; schätzen; tadeln; verketzern; verleumden; verteufeln; verweisen; vorhalten; vorrücken; vorwerfen; wegschaffen; zurechtweisen anklagen; anschuldigen; beschuldigen; verdächtigen
blame bestrafen; blamieren; entgegenhalten; entnehmen; ermahnen; fortführen; fortschaffen; hinhalten; hinterhertragen; nachtragen; rügen; schelten; schätzen; tadeln; verketzern; verleumden; verteufeln; verweisen; vorhalten; vorrücken; vorwerfen; wegschaffen; zurechtweisen aussetzen; bemerken; bestrafen; blamieren; entgegenhalten; ermahnen; jemandem einen Vorwurf machen; jemandem etwas nachtragen; nachtragen; nachtragend sein; rügen; schelten; tadeln; verleumden; verweisen; vorhalten; vorrücken; vorwerfen; warnen; zurechtweisen
carry away abführen; abtragen; davontragen; fortbringen; fortfahren; fortführen; fortschaffen; fortschleppen; forttragen; wegbringen; wegführen; wegschaffen; wegschleppen; wegtragen verführen; verleiten
carry off abführen; abtragen; davontragen; fortbringen; fortfahren; fortführen; fortschaffen; fortschleppen; forttragen; wegbringen; wegführen; wegschaffen; wegschleppen; wegtragen wegführen; wegleiten
clear away abtakeln; beseitigen; demontieren; entfernen; entfestigen; fortschaffen; räumen; wegnehmen; wegräumen; wegschaffen abdecken; abräumen; abstauben; abwischen; aufbewahren; aufheben; aufräumen; ausräumen; ausverkaufen; bergen; bewahren; entstauben; lagern; speichern; weglegen; wegräumen
clear up abtakeln; beseitigen; demontieren; entfernen; entfestigen; fortschaffen; räumen; wegnehmen; wegräumen; wegschaffen Streit beilegen; abstauben; abwischen; aufheitern; aufhellen; aufklären; ausreden; entstauben; klären
discredit bestrafen; blamieren; entgegenhalten; entnehmen; ermahnen; fortführen; fortschaffen; hinhalten; hinterhertragen; nachtragen; rügen; schelten; schätzen; tadeln; verketzern; verleumden; verteufeln; verweisen; vorhalten; vorrücken; vorwerfen; wegschaffen; zurechtweisen blamieren; entgegenhalten; jemandem etwas nachtragen; nachtragen; nachtragend sein; rügen; schelten; tadeln; verleumden; verweisen; vorhalten; vorrücken; vorwerfen; zurechtweisen
dismantle abtakeln; beseitigen; demontieren; entfernen; entfestigen; fortschaffen; räumen; wegnehmen; wegräumen; wegschaffen analysieren; auseinandernehmen; liquidieren; sezieren; zergliedern; zerlegen
evacuate ausräumen; beseitigen; entfernen; evakuieren; fortschaffen; räumen; wegschaffen abräumen; aus dem Weg räumen; ausräumen; entleeren; räumen
hold against bestrafen; blamieren; entgegenhalten; entnehmen; ermahnen; fortführen; fortschaffen; hinhalten; hinterhertragen; nachtragen; rügen; schelten; schätzen; tadeln; verketzern; verleumden; verteufeln; verweisen; vorhalten; vorrücken; vorwerfen; wegschaffen; zurechtweisen
rebuke bestrafen; blamieren; entgegenhalten; entnehmen; ermahnen; fortführen; fortschaffen; hinhalten; hinterhertragen; nachtragen; rügen; schelten; schätzen; tadeln; verketzern; verleumden; verteufeln; verweisen; vorhalten; vorrücken; vorwerfen; wegschaffen; zurechtweisen aussetzen; bemerken; bestrafen; blamieren; entgegenhalten; ermahnen; jemandem einen Vorwurf machen; jemandem etwas nachtragen; nachtragen; nachtragend sein; rügen; schelten; strafen; tadeln; verleumden; verweisen; vorhalten; vorrücken; vorwerfen; warnen; zurechtweisen; züchtigen
remove abtakeln; beseitigen; demontieren; entfernen; entfestigen; fortbringen; fortschaffen; räumen; vertreiben; wegnehmen; wegräumen; wegschaffen; wegtun abhandeln; abstauben; abwickeln; abwischen; aufräumen; aus der Fassung bringen; ausnehmen; ausräumen; ausscheiden; ausstoßen; beilegen; bestrafen; bestürzen; blamieren; entfernen; entgegenhalten; entheben; entsetzen; entstauben; geringer werden; herausnehmen; jemandem einen Vorwurf machen; leermachen; nachtragen; putzen; reinigen; reinmachen; rügen; saubermachen; schlechter werden; schlichten; säubern; tadeln; umziehen; verlegen; vermindern; verringern; verrücken; verschieben; verschleppen; verstellen; verweisen; verwirren; vorhalten; vorwerfen; wegführen; wegleiten; weniger werden; zurechtweisen; übersiedeln
reprimand bestrafen; blamieren; entgegenhalten; entnehmen; ermahnen; fortführen; fortschaffen; hinhalten; hinterhertragen; nachtragen; rügen; schelten; schätzen; tadeln; verketzern; verleumden; verteufeln; verweisen; vorhalten; vorrücken; vorwerfen; wegschaffen; zurechtweisen aussetzen; bemerken; bestrafen; blamieren; entgegenhalten; ermahnen; jemandem einen Vorwurf machen; jemandem etwas nachtragen; nachtragen; nachtragend sein; rügen; schelten; strafen; tadeln; verleumden; verweisen; vorhalten; vorrücken; vorwerfen; warnen; zurechtweisen; züchtigen
reproach bestrafen; blamieren; entgegenhalten; entnehmen; ermahnen; fortführen; fortschaffen; hinhalten; hinterhertragen; nachtragen; rügen; schelten; schätzen; tadeln; verketzern; verleumden; verteufeln; verweisen; vorhalten; vorrücken; vorwerfen; wegschaffen; zurechtweisen bestrafen; blamieren; entgegenhalten; jemandem einen Vorwurf machen; jemandem etwas nachtragen; nachtragen; nachtragend sein; rügen; schelten; tadeln; verleumden; verweisen; vorhalten; vorrücken; vorwerfen; zurechtweisen
see off abführen; abtragen; davontragen; fortbringen; fortfahren; fortführen; fortschaffen; fortschleppen; forttragen; wegbringen; wegführen; wegschaffen; wegschleppen; wegtragen
strip down abtakeln; beseitigen; demontieren; entfernen; entfestigen; fortschaffen; räumen; wegnehmen; wegräumen; wegschaffen
take apart a machine abtakeln; beseitigen; demontieren; entfernen; entfestigen; fortschaffen; räumen; wegnehmen; wegräumen; wegschaffen
take away abführen; abtragen; davontragen; fortbringen; fortfahren; fortführen; fortschaffen; fortschleppen; forttragen; wegbringen; wegführen; wegschaffen; wegschleppen; wegtragen abhandenmachen; abnehmen; abräumen; aufholen; entfernen; entnehmen; entwenden; fortnehmen; geringer werden; hinterziehen; klauen; rauben; schlechter werden; stehlen; vermindern; verringern; veruntreuen; wegholen; wegnehmen; wegschnappen; weniger werden
take in abführen; abtragen; davontragen; fortbringen; fortfahren; fortführen; fortschaffen; fortschleppen; forttragen; wegbringen; wegführen; wegschaffen; wegschleppen; wegtragen absorbieren; aufnehmen; aufsaugen; ausschlürfen; einholen; einkaufen; einverleiben; erzielen; gewinnen; hinunterschlucken; inkorporieren; nach oben holen; schlucken; schlürfen
unharness abtakeln; beseitigen; demontieren; entfernen; entfestigen; fortschaffen; räumen; wegnehmen; wegräumen; wegschaffen
unrig abtakeln; beseitigen; demontieren; entfernen; entfestigen; fortschaffen; räumen; wegnehmen; wegräumen; wegschaffen

Synoniemen voor "fortschaffen":


Wiktionary: fortschaffen

Cross Translation:
FromToVia
• fortschaffen → take away; get out; take off; take; remove ↔ ôter — tirer une chose de la place où elle est. Se dit aussi en parlant des personnes et des animaux.







Uw gratis, snelle en simpele vertaal woordenboek

Copyright © 2000-2024 Interglot ®

Pagina gepresenteerd in 0.0831 seconde
Page rendered in 1.0 seconds