Overzicht


Duits

Uitgebreide vertaling voor martern (Duits) in het Engels

martern:

martern werkwoord (martere, marterst, martert, marterte, martertet, gemartert)

  1. martern (foltern; peinigen; verletzen; kasteien)
    to torture; to torment; to hurt; to aggrieve; to offend
    • torture werkwoord (tortures, tortured, torturing)
    • torment werkwoord (torments, tormented, tormenting)
    • hurt werkwoord (hurts, hurt, hurting)
    • aggrieve werkwoord (aggrieves, aggrieved, aggrieving)
    • offend werkwoord (offends, offended, offending)
  2. martern (quälen; plagen; triezen; )
    to tease; to bully; to antagonize; to pester; to harass; to provoke; to antagonise
    • tease werkwoord (teases, teased, teasing)
    • bully werkwoord (bullies, bullied, bullying)
    • antagonize werkwoord, Amerikaans (antagonizes, antagonized, antagonizing)
    • pester werkwoord (pesters, pestered, pestering)
    • harass werkwoord (harasses, harassed, harassing)
    • provoke werkwoord (provokes, provoked, provoking)
    • antagonise werkwoord, Brits

Conjugations for martern:

Präsens
  1. martere
  2. marterst
  3. martert
  4. marteren
  5. martert
  6. marteren
Imperfekt
  1. marterte
  2. martertest
  3. marterte
  4. marterten
  5. martertet
  6. marterten
Perfekt
  1. habe gemartert
  2. hast gemartert
  3. hat gemartert
  4. haben gemartert
  5. habt gemartert
  6. haben gemartert
1. Konjunktiv [1]
  1. martere
  2. marterest
  3. martere
  4. marteren
  5. marteret
  6. marteren
2. Konjunktiv
  1. marterte
  2. martertest
  3. marterte
  4. marterten
  5. martertet
  6. marterten
Futur 1
  1. werde martern
  2. wirst martern
  3. wird martern
  4. werden martern
  5. werdet martern
  6. werden martern
1. Konjunktiv [2]
  1. würde martern
  2. würdest martern
  3. würde martern
  4. würden martern
  5. würdet martern
  6. würden martern
Diverses
  1. marter!
  2. martert!
  3. marteren Sie!
  4. gemartert
  5. marternd
1. ich, 2. du, 3. er/sie/es, 4. wir, 5. ihr, 6. sie/Sie

Vertaal Matrix voor martern:

Zelfstandig NaamwoordVerwante vertalingenAndere vertalingen
bully Bullenbeißer; Dämon; Quälgeist; Satan; Teufel; Tyrann; Unhold
hurt Beschwerde; Blessur; Kränkung; Schmähung; Schädigung; Verletzung; Verwundung; Wunde
pester Bullenbeißer
torment Belästigung; Qual; Quälung
torture Belästigung; Folter; Folterung; Kasteiung; Peinigung; Qual; Quälung; Tortur
WerkwoordVerwante vertalingenAndere vertalingen
aggrieve foltern; kasteien; martern; peinigen; verletzen beleidigen; benachteiligen; düpieren; kränken; schädigen
antagonise belästigen; brutal vorgehen; einschüchtern; martern; piesacken; plagen; quälen; schikanieren; schinden; triezen; tyrannisieren; wegekeln
antagonize belästigen; brutal vorgehen; einschüchtern; martern; piesacken; plagen; quälen; schikanieren; schinden; triezen; tyrannisieren; wegekeln
bully belästigen; brutal vorgehen; einschüchtern; martern; piesacken; plagen; quälen; schikanieren; schinden; triezen; tyrannisieren; wegekeln an der Kandare haben; an der Kandare halten; einschüchtern; streng behandeln; terrorisieren; tyrannisieren
harass belästigen; brutal vorgehen; einschüchtern; martern; piesacken; plagen; quälen; schikanieren; schinden; triezen; tyrannisieren; wegekeln jemandem lästig fallen; plagen; schikanieren; zusetzen
hurt foltern; kasteien; martern; peinigen; verletzen Schmerz tun; anschlagen; antun; behindern; beleidigen; benachteiligen; beschädigen; düpieren; jemandem Schmerzen zufügen; kränken; quetschen; schaden; schädigen; sichverwunden; verletzen; verwunden
offend foltern; kasteien; martern; peinigen; verletzen antun; beleidigen; düpieren; gegen etwas verstoßen; jemandem Schmerzen zufügen; kränken; schaden; sündigen; verletzen; verstimmen
pester belästigen; brutal vorgehen; einschüchtern; martern; piesacken; plagen; quälen; schikanieren; schinden; triezen; tyrannisieren; wegekeln eitern; entgegenarbeiten; entgegenwirken; etwas auf dem Herzen haben; etwas im Magen liegen; foppen; hindern; hintertreiben; imMagenliegen; schikanieren; sich eklig benehmen; verarschen; vergraulen; verladen; weg ekeln; wettern
provoke belästigen; brutal vorgehen; einschüchtern; martern; piesacken; plagen; quälen; schikanieren; schinden; triezen; tyrannisieren; wegekeln anregen; anreizen; aufhetzen; aufmuntern; aufputschen; aufregen; aufreizen; aufstacheln; aufwecken; entlocken; ermuntern; erwecken; erzeugen; herausfordern; herauslocken; hervorrufen; jemanden zu etwas ermuntern; provozieren; provuzieren; reizen; stimulieren; veranlassen; verursachen
tease belästigen; brutal vorgehen; einschüchtern; martern; piesacken; plagen; quälen; schikanieren; schinden; triezen; tyrannisieren; wegekeln aufziehen; bescheißen; entlocken; foppen; hinters Licht führen; irreführen; neppen; verarschen
torment foltern; kasteien; martern; peinigen; verletzen
torture foltern; kasteien; martern; peinigen; verletzen belästigen; mißhandeln; quälen
Bijvoeglijk NaamwoordVerwante vertalingenAndere vertalingen
hurt angeschossen; beleidigt; gekränkt; getroffen; verletzt; verwundet

Synoniemen voor "martern":


Wiktionary: martern


Cross Translation:
FromToVia
martern torment pijnigen — het opzettelijk veroorzaken van pijn bij iemand
martern torture martelen — een gevangene onderwerpen aan lichamelijke en/of geestelijke pijniging, voornamelijk teneinde informatie los te krijgen
martern torment; agonize; bully; distress; harass; torture tourmenter — Faire souffrir quelque tourment de corps.