Home ->Woordenboeken ->Duits/Engels ->Vertaal taxieren

Vertaal taxieren van Duits naar Engels

Overzicht
Duits naar Engels:   Meer gegevens...
  1. taxieren:
  2. Wiktionary:

Duits

Uitgebreide vertaling voor taxieren (Duits) in het Engels

taxieren:

taxieren werkwoord (taxiere, taxierst, taxiert, taxierte, taxiertet, taxiert)

  1. taxieren (schätzen)
    to assess; to estimate; to calculate
    • assess werkwoord (assess, assessed, assessing)
    • estimate werkwoord (estimates, estimated, estimating)
    • calculate werkwoord (calculates, calculated, calculating)
  2. taxieren (schätzen; voranschlagen)
    to estimate; to devise
    • estimate werkwoord (estimates, estimated, estimating)
    • devise werkwoord (devises, devised, devising)
  3. taxieren (veranschlagen; anschlagen)
    to evaluate; to tax; to rate
    • evaluate werkwoord (evaluates, evaluated, evaluating)
    • tax werkwoord (taxes, taxed, taxing)
    • rate werkwoord (rates, rated, rating)
  4. taxieren (vorschlagen; raten; suggerieren; )
    to advise; to suggest
    • advise werkwoord (advises, advised, advising)
    • suggest werkwoord (suggests, suggested, suggesting)
  5. taxieren (abwägen; veranschlagen; überschlagen; )
    to consider; to think over
    • consider werkwoord (considers, considered, considering)
    • think over werkwoord (thinks over, thought over, thinking over)
  6. taxieren (veranschlagen; berechnen; kalkulieren)
    to estimate; to calculate; to compute; to work out
    • estimate werkwoord (estimates, estimated, estimating)
    • calculate werkwoord (calculates, calculated, calculating)
    • compute werkwoord (computes, computed, computing)
    • work out werkwoord (works out, worked out, working out)

Conjugations for taxieren:

Präsens
  1. taxiere
  2. taxierst
  3. taxiert
  4. taxieren
  5. taxiert
  6. taxieren
Imperfekt
  1. taxierte
  2. taxiertest
  3. taxierte
  4. taxierten
  5. taxiertet
  6. taxierten
Perfekt
  1. habe taxiert
  2. hast taxiert
  3. hat taxiert
  4. haben taxiert
  5. habt taxiert
  6. haben taxiert
1. Konjunktiv [1]
  1. taxiere
  2. taxierest
  3. taxiere
  4. taxieren
  5. taxieret
  6. taxieren
2. Konjunktiv
  1. taxierte
  2. taxiertest
  3. taxierte
  4. taxierten
  5. taxiertet
  6. taxierten
Futur 1
  1. werde taxieren
  2. wirst taxieren
  3. wird taxieren
  4. werden taxieren
  5. werdet taxieren
  6. werden taxieren
1. Konjunktiv [2]
  1. würde taxieren
  2. würdest taxieren
  3. würde taxieren
  4. würden taxieren
  5. würdet taxieren
  6. würden taxieren
Diverses
  1. taxier!
  2. taxiert!
  3. taxieren Sie!
  5. taxiert
  6. taxierend
1. ich, 2. du, 3. er/sie/es, 4. wir, 5. ihr, 6. sie/Sie

Vertaal Matrix voor taxieren:

Zelfstandig NaamwoordVerwante vertalingenAndere vertalingen
estimate Angebot; Berechnung; Bewertung; Einschätzung; Kalkulation; Mutmaßung; Preisangebot; Schätzung; Taxation; Taxierung; Vermutung; Wertung
rate Aktienkurs; Geldkurs; Geldsorte; Geldsorten; Geldwährung; Kurs; Münzsorte; Notiz; Tarif; Umrechnungskurs; Valuta; Wechselgebühr; Wechselkurs; Währung; Währungseinheit; Zoll
tax Abgabe; Einfuhrzoll; Gebühr; Gebührenerhebung; Kosten; Steuer; Steuern; Taxe
WerkwoordVerwante vertalingenAndere vertalingen
advise anregen; ausmachen; bestimmen; ermessen; raten; schätzen; suggerieren; taxieren; veranschlagen; vorschlagen; zuraten; überschlagen advisieren; anpreisen; einen Rat geben; empfehlen; konsultieren; raten; vorbringen; vorschlagen; vortragen
assess schätzen; taxieren
calculate berechnen; kalkulieren; schätzen; taxieren; veranschlagen achten; ausarbeiten; berechnen; diskontieren; einkalkulieren; kalkulieren; rechnen; veranschlagen; überschlagen
compute berechnen; kalkulieren; taxieren; veranschlagen achten; ausarbeiten; berechnen; genauerumschreiben
consider abwägen; ausmachen; bestimmen; ermessen; schätzen; taxieren; veranschlagen; überschlagen Sitzung halten; abwägen; achten; aussetzen; bedenken; beraten; beratschlagen; beschauen; betrachten; denken; eine Versammlung abhalten; einen der Schlag treffen können; empfehlen; ernennen; erwägen; grübeln; gucken; halten für; im Auge haben; konferieren; nachdenken; raten; reflektieren; sich beraten; sichberaten; sinnen; spekulieren; tagen; verschonen; vorbringen; vorschlagen; vortragen; überdenken; überlegen
devise schätzen; taxieren; voranschlagen ausdenken; ausklügeln; austüfteln; einen Plan entwerfen; erdichten; erfinden; ersinnen; hinterlassen; nachdenken; nachlassen; nachsinnen über; phantasieren; planen; sich ausdenken; sinnen; vererben; vermachen
estimate berechnen; kalkulieren; schätzen; taxieren; veranschlagen; voranschlagen Vermutung anstellen; achten; annehmen; berechnen; glauben; kalkulieren; mutmaßen; schätzen; veranschlagen; vermuten
evaluate anschlagen; taxieren; veranschlagen
rate anschlagen; taxieren; veranschlagen
suggest anregen; ausmachen; bestimmen; ermessen; raten; schätzen; suggerieren; taxieren; veranschlagen; vorschlagen; zuraten; überschlagen aufwerfen; bedeuten; darstellen; einen Vorschlag machen; empfehlen; konsultieren; raten; suggerieren; vorbringen; vorschlagen; vortragen; zuflüstern; zur Rede bringen
tax anschlagen; taxieren; veranschlagen
think over abwägen; ausmachen; bestimmen; ermessen; schätzen; taxieren; veranschlagen; überschlagen bedenken; durchdenken; überdenken; überlegen
work out berechnen; kalkulieren; taxieren; veranschlagen ausarbeiten; genauerumschreiben; resultieren; zur Folge haben

Synoniemen voor "taxieren":


Wiktionary: taxieren

taxieren
verb
  1. schätzen, abschätzen,
taxieren
verb
  1. to set a value; to estimate the worth of







Uw gratis, snelle en simpele vertaal woordenboek

Copyright © 2000-2024 Interglot ®

Pagina gepresenteerd in 0.0495 seconde
Page rendered in 1.0 seconds