Overzicht
Duits naar Engels:   Meer gegevens...
  1. verprassen:
  2. Wiktionary:


Duits

Uitgebreide vertaling voor verprassen (Duits) in het Engels

verprassen:

verprassen werkwoord (verprasse, verprasst, verprasste, verprasstet, verpraßt)

  1. verprassen (verschwenden; vergeuden; seineErsparnisseverprassen)
    to squander; to spend
    • squander werkwoord (squanders, squandered, squandering)
    • spend werkwoord (spends, spent, spending)
  2. verprassen (verschwenden; vergeuden; vertun; wegschmeißen; verhunzen)
    to waste; to squander; to dissipate
    • waste werkwoord (wastes, wasted, wasting)
    • squander werkwoord (squanders, squandered, squandering)
    • dissipate werkwoord (dissipates, dissipated, dissipating)
  3. verprassen (verschwenden)
    to flog; to squander
    • flog werkwoord (flogs, flogged, flogging to)
    • squander werkwoord (squanders, squandered, squandering)

Conjugations for verprassen:

Präsens
  1. verprasse
  2. verprasst
  3. verprasst
  4. verprassen
  5. verprasst
  6. verprassen
Imperfekt
  1. verprasste
  2. verprasstest
  3. verprasste
  4. verprassten
  5. verprasstet
  6. verprassten
Perfekt
  1. habe verpraßt
  2. hast verpraßt
  3. hat verpraßt
  4. haben verpraßt
  5. habt verpraßt
  6. haben verpraßt
1. Konjunktiv [1]
  1. verprasse
  2. verprassest
  3. verprasse
  4. verprassen
  5. verprasset
  6. verprassen
2. Konjunktiv
  1. verprassete
  2. verprassetest
  3. verprassete
  4. verprasseten
  5. verprassetet
  6. verprasseten
Futur 1
  1. werde verprassen
  2. wirst verprassen
  3. wird verprassen
  4. werden verprassen
  5. werdet verprassen
  6. werden verprassen
1. Konjunktiv [2]
  1. würde verprassen
  2. würdest verprassen
  3. würde verprassen
  4. würden verprassen
  5. würdet verprassen
  6. würden verprassen
Diverses
  1. verprass!
  2. verprasst!
  3. verprassen Sie!
  4. verpraßt
  5. verprassend
1. ich, 2. du, 3. er/sie/es, 4. wir, 5. ihr, 6. sie/Sie

Vertaal Matrix voor verprassen:

Zelfstandig NaamwoordVerwante vertalingenAndere vertalingen
waste Abfall; Bruch; Kohlengrus; Schutt; Trümmer; Vergeudung; Verschwendung
WerkwoordVerwante vertalingenAndere vertalingen
dissipate vergeuden; verhunzen; verprassen; verschwenden; vertun; wegschmeißen auseinanderstieben; auseinandertreiben; sich verbreiten; verderben; vergeuden; vergießen; verhunzen; verkrümeln; vermasseln; vermurksen; verpfuschen; verschwenden; versprengen; vertun; zersteuen
flog verprassen; verschwenden durchprügeln; verprügeln; zusammenschlagen
spend seineErsparnisseverprassen; vergeuden; verprassen; verschwenden aufbrauchen; aufwenden; ausgeben; gebrauchen; spendieren; verbrauchen
squander seineErsparnisseverprassen; vergeuden; verhunzen; verprassen; verschwenden; vertun; wegschmeißen verderben; vergeuden; vergießen; verhunzen; verkrümeln; vermasseln; vermurksen; verpfuschen; verschwenden; vertun
waste vergeuden; verhunzen; verprassen; verschwenden; vertun; wegschmeißen bummeln; etwas beschädigen; verderben; vergeuden; vergießen; verhunzen; verkrümeln; vermasseln; vermurksen; verpfuschen; verschwenden; vertrödeln; vertun

Synoniemen voor "verprassen":


Wiktionary: verprassen

verprassen
verb
  1. transitiv, umgangssprachlich, abwertend: eine Ressource (besonders Geld) nicht sachgerecht, aber zum eigenen Vergnügen, verbrauchen
verprassen
verb
  1. to spend lavishly or extravagantly
  2. to waste