Overzicht
Duits naar Spaans:   Meer gegevens...
  1. Niederlage:
  2. Wiktionary:


Duits

Uitgebreide vertaling voor Niederlage (Duits) in het Spaans

Niederlage:

Niederlage [die ~] zelfstandig naamwoord

  1. die Niederlage (Verlieren; Verlust; Schlappe)
    la pérdida; la derrota
    • pérdida [la ~] zelfstandig naamwoord
    • derrota [la ~] zelfstandig naamwoord
  2. die Niederlage (Lager; Warenhaus; Kaufhaus; )
    el guardamuebles

Vertaal Matrix voor Niederlage:

Zelfstandig NaamwoordVerwante vertalingenAndere vertalingen
derrota Niederlage; Schlappe; Verlieren; Verlust Einsturz; Einstürze; Fall; Fehler; Fehlgriff; Fehlschlag; Fehlschläge; Fehlschuß; Fehlschüsse; Fiasko; Mißerfolg; Mißlingen; Reinfall; Scheitern; Schäden; Schädigung; Untergang; Verlust; Zusammenbruch; Zusammensturz
guardamuebles Deponie; Depot; Geschäft; Geschäfte; Großhandelsgebäude; Kaufhaus; Lager; Lagerhaus; Lagerplatz; Lagerraum; Magazin; Niederlage; Sammelplatz; Speicher; Vorratslager; Warenhaus; Warenlager
pérdida Niederlage; Schlappe; Verlieren; Verlust Einsturz; Einstürze; Fall; Fehler; Fehlgriff; Fehlschlag; Fehlschläge; Fehlschuß; Fehlschüsse; Fiasko; Leck; Leckage; Mißerfolg; Mißlingen; Reinfall; Scheitern; Schäden; Schädigung; Untergang; Verlust; Zusammenbruch; undichte Stelle

Synoniemen voor "Niederlage":


Wiktionary: Niederlage

Niederlage
noun
  1. das Unterliegen bei einer Auseinandersetzung im militärischen, persönlichen oder sportlichen Sinne

Cross Translation:
FromToVia
Niederlage derrota; vencimiento defeat — the act of defeating or being defeated
Niederlage derrota loss — instance of losing
Niederlage derrota nederlaag — het verlies van een strijd
Niederlage paliza rouste — (familier, fr) volée de coups, punition corporelle. cf|branlée|dégelée|dérouillée|flopée|raclée|trempe.