Overzicht
Duits naar Spaans:   Meer gegevens...
  1. Zaum:
  2. Wiktionary:


Duits

Uitgebreide vertaling voor Zaum (Duits) in het Spaans

Zaum:

Zaum [der ~] zelfstandig naamwoord

  1. der Zaum (Zügel; Lenkseil)
    la rienda; la brida
    • rienda [la ~] zelfstandig naamwoord
    • brida [la ~] zelfstandig naamwoord
  2. der Zaum (Zügel)
    la molestia
  3. der Zaum (Halsband; Zügel; Leine; Longe)
    el collar
    • collar [el ~] zelfstandig naamwoord

Vertaal Matrix voor Zaum:

Zelfstandig NaamwoordVerwante vertalingenAndere vertalingen
brida Lenkseil; Zaum; Zügel Kopfgeschirr; Pfannekuchen; Schieferplatte; Zaumzeug
collar Halsband; Leine; Longe; Zaum; Zügel Halskette; Halsschnur; Kette; Kollier; Verkettung
molestia Zaum; Zügel Behinderung; Belästigung; Beschwerde; Beschwerlichkeit; Dichtung; Durcheinander; Ergernis; Ergernisse; Erschwerung; Geleier; Genörgel; Gequengel; Geschwätz; Geseire; Getratsch; Gezänk; Herumtollen; Horde; Klönen; Kram; Krankheit; Kummer; Last; Leiden; Lästigkeit; Mischmasch; Mißbehagen; Plunder; Sammelsurium; Schar; Schererei; Scherereien; Scherrerei; Schlamassel; Schrott; Schund; Schwierigkeit; Sorge; Störung; Unannehmlichkeit; Unbehagen; Unbequemlichkeit; Ungemach; Zusammengeraffte; Ärger; Ärgerlichkeit; Ärgernis; Übel; Überbelästigung
rienda Lenkseil; Zaum; Zügel

Wiktionary: Zaum

Zaum
  1. zum Zügeln am Kopf von Zug-, Last- und Reittieren angebrachte Vorrichtung bestehend aus Zaumgebiss und Riemenzeug

Cross Translation:
FromToVia
Zaum contener contenir — Retenir dans certaines bornes.