Home ->Woordenboeken ->Duits/Spaans ->Zoek: parken

Duitse en Spaanse zoekresultaten voor: parken

Overzicht
Duits naar Spaans:   Meer gegevens...
  1. parken:
  2. Wiktionary:

Duits

Uitgebreide vertaling voor parken (Duits) in het Spaans

parken:

parken werkwoord (parke, parkst, parkt, parkte, parktet, geparkt)

  1. parken
    aparcar; estacionar
  2. parken
    detener
  3. parken
    estacionar

Conjugations for parken:

Präsens
  1. parke
  2. parkst
  3. parkt
  4. parken
  5. parkt
  6. parken
Imperfekt
  1. parkte
  2. parktest
  3. parkte
  4. parkten
  5. parktet
  6. parkten
Perfekt
  1. habe geparkt
  2. hast geparkt
  3. hat geparkt
  4. haben geparkt
  5. habt geparkt
  6. haben geparkt
1. Konjunktiv [1]
  1. parke
  2. parkest
  3. parke
  4. parken
  5. parket
  6. parken
2. Konjunktiv
  1. parkte
  2. parktest
  3. parkte
  4. parkten
  5. parktet
  6. parkten
Futur 1
  1. werde parken
  2. wirst parken
  3. wird parken
  4. werden parken
  5. werdet parken
  6. werden parken
1. Konjunktiv [2]
  1. würde parken
  2. würdest parken
  3. würde parken
  4. würden parken
  5. würdet parken
  6. würden parken
Diverses
  1. park!
  2. parkt!
  3. parken Sie!
  5. geparkt
  6. parkend
1. ich, 2. du, 3. er/sie/es, 4. wir, 5. ihr, 6. sie/Sie

Vertaal Matrix voor parken:

Zelfstandig NaamwoordVerwante vertalingenAndere vertalingen
detener Arestieren
WerkwoordVerwante vertalingenAndere vertalingen
aparcar parken aufstellen; deponieren; einsetzen; installieren; plazieren; postieren; stellen
detener parken abhalten; anhalten; aufhalten; aufhören; aufsperren; beenden; bremsen; einpferchen; einschließen; einsperren; erfassen; ergreifen; ertappen; erwischen; fangen; fassen; festhalten; festsetzen; gefangen halten; gefangenhalten; greifen; hindern; hinhalten; hochhalten; im Gefängnis werfen; in Haft behalten; internieren; schnappen; stoppen; verhaften; verschließen; zurückhalten
estacionar parken ablegen; abstellen; abstreifen; akkomodieren; anbringen; aufbauen; aufstellen; austreiben; bauen; beherbergen; beisetzen; deponieren; einordnen; einquartieren; einrichten; einräumen; einrücken; einsetzen; einstellen; erbauen; errichten; festlegen; gruppieren; herstellen; hinlegen; hinstellen; installieren; jemandem Unterkunft bieten; legen; plazieren; postieren; setzen; stationieren; stellen; unterbringen

Synoniemen voor "parken":


Wiktionary: parken

parken
verb
  1. ein Fahrzeug auf einem dafür vorgesehenem Platz abstellen
Cross Translation:
FromToVia
• parken → aparcar; estacionar ↔ parkeren — (een voertuig) tijdelijk ergens laten staan
• parken → estacionar; aparcar ↔ park — bring to a halt
• parken → parquear; estacionar; aparcarse ↔ garer — stationner
• parken → estacionar; parquear ↔ stationner — être en stationnement







Uw gratis, snelle en simpele vertaal woordenboek

Copyright © 2000-2024 Interglot ®

Pagina gepresenteerd in 0.0284 seconde
Page rendered in 1.0 seconds