Overzicht
Duits naar Spaans:   Meer gegevens...
  1. Auskleiden:


Duits

Uitgebreide vertaling voor Auskleiden (Duits) in het Spaans

Auskleiden:

Auskleiden [das ~] zelfstandig naamwoord

  1. Auskleiden (Entkleiden; Ausnehmen)
    el desvestir; el desnudarse

Vertaal Matrix voor Auskleiden:

Zelfstandig NaamwoordVerwante vertalingenAndere vertalingen
desnudarse Auskleiden; Ausnehmen; Entkleiden
desvestir Auskleiden; Ausnehmen; Entkleiden
WerkwoordVerwante vertalingenAndere vertalingen
desnudarse abhängen; abkoppeln; abtrennen; andrehen; aufknoten; auflösen; aufmachen; auftrennen; ausfädeln; aushecken; ausholen; ausmisten; lockern; loshaken; loskoppeln; loslösen; losmachen; losziehen; lösen; treiben
desvestir auskleiden; ausziehen; entblättern; entblößen; enthüllen; entkleiden; entledigen; freimachen; strippen