Overzicht


Duits

Uitgebreide vertaling voor Dinge (Duits) in het Spaans

Dinge:

Dinge [die ~] zelfstandig naamwoord

  1. die Dinge (Sachen; Dinger; Zeug; )
    la cosas; el trabajos; la cositas; el productos; la mercancías; el chanchullos; el bienes; el chismes

Vertaal Matrix voor Dinge:

Zelfstandig NaamwoordVerwante vertalingenAndere vertalingen
bienes Besitztümer; Dinge; Dinger; Güter; Inventar; Sachen; Zeug Besitz; Besitztum; Eigentum; Inventar; Landgut; Landsitz
chanchullos Besitztümer; Dinge; Dinger; Güter; Inventar; Sachen; Zeug Gepfusche; Geschmier; Geschmiere; Gestümper; Gesudel; Kleckserei; Pfusch; Pfuscharbeit; Schluderarbeit; Schmiererei; Sudelei
chismes Besitztümer; Dinge; Dinger; Güter; Inventar; Sachen; Zeug Anschwärzung; Blech; Blödsinn; Einkalkulierung; Firlefanz; Gefasel; Geklatsch; Geleier; Geplapper; Geplauder; Gequassel; Gequatsch; Gerede; Geschwafel; Geschwätz; Getratsch; Getratsche; Kauderwelsch; Klatsch; Klatschen; Klatscherei; Käse; Larifari; Laster; Lästerrede; Lästerung; Plauderei; Quatsch; Schwatz; Schwatze; Tratsch; Unsinn; Verleumdung; Wäscherei; Zeug; dummes Zeug
cosas Besitztümer; Dinge; Dinger; Güter; Inventar; Sachen; Zeug Besitz; Besitztum; Bestand; Eigentum; Habe; Hausmobiliar; Hausrat; Inventar; Mobiliar; Recht
cositas Besitztümer; Dinge; Dinger; Güter; Inventar; Sachen; Zeug Details; Dingelchen
mercancías Besitztümer; Dinge; Dinger; Güter; Inventar; Sachen; Zeug Artikel; Besitz; Besitztum; Bestand; Eigentum; Geschäft; Geschäfte; Griff; Güter; Güterhandel; Habe; Handel; Handelsbetrieb; Handelsgüter; Handelsware; Handgriff; Hausmobiliar; Hausrat; Henkel; Inventar; Kaufhandel; Kaufware; Kniff; Kommerzie; Kunstgriff; Laden; Ladungen; Mobiliar; Stiel; Transporte; Trick; Ware
productos Besitztümer; Dinge; Dinger; Güter; Inventar; Sachen; Zeug Besitz; Besitztum; Effekte; Eigentum; Recht; Resultate
trabajos Besitztümer; Dinge; Dinger; Güter; Inventar; Sachen; Zeug

Synoniemen voor "Dinge":


Verwante vertalingen van Dinge