Fahrschein: vertaling Duits

Overzicht

Duits naar Frans: Meer gegevens...

Fahrschein:
- billet de voyage; ticket de tram; billet; direct; carte de visite; souche de tram; ticket de train
Wiktionary:
- Fahrschein → billet
- Fahrschein → billet, ticket

Duits

Uitgebreide vertaling voor Fahrschein (Duits) in het Frans

der Fahrschein (Fahrkarte; Ticket)
le billet de voyage; le ticket de tram; le billet; le direct; la carte de visite; la souche de tram
- billet de voyage [le ~] zelfstandig naamwoord
- ticket de tram [le ~] zelfstandig naamwoord
- billet [le ~] zelfstandig naamwoord
- direct [le ~] zelfstandig naamwoord
- carte de visite [la ~] zelfstandig naamwoord
- souche de tram [la ~] zelfstandig naamwoord
der Fahrschein (Fahrkarte; Ticket)
le billet; le billet de voyage
- billet [le ~] zelfstandig naamwoord
- billet de voyage [le ~] zelfstandig naamwoord
der Fahrschein (Fahrkarte; Ticket)
le billet; le ticket de train; le billet de voyage; la carte de visite
- billet [le ~] zelfstandig naamwoord
- ticket de train [le ~] zelfstandig naamwoord
- billet de voyage [le ~] zelfstandig naamwoord
- carte de visite [la ~] zelfstandig naamwoord

Zelfstandig Naamwoord	Verwante vertalingen	Andere vertalingen
billet	Fahrkarte; Fahrschein; Ticket	Anmerkung; Aufzeichnung; Banknote; Beleg; Bescheinigung; Beweis; Eintrittskarte; Geldschein; Karte; Notiz; Platzkarte; Vermerk
billet de voyage	Fahrkarte; Fahrschein; Ticket
carte de visite	Fahrkarte; Fahrschein; Ticket	Adreßkarte; Visitenkarte
direct	Fahrkarte; Fahrschein; Ticket	Freund; Kompagnon; Kumpel; Mitinhaber; Teihaber
souche de tram	Fahrkarte; Fahrschein; Ticket
ticket de train	Fahrkarte; Fahrschein; Ticket
ticket de tram	Fahrkarte; Fahrschein; Ticket
Bijwoord	Verwante vertalingen	Andere vertalingen
direct		auf der Stelle; aufrecht; aufrichtig; augenblicklich; deutlich; direkt; direkte; ehrlich; ernsthaft; fair; fidel; flink; geradeheraus; geradlinig; geschwind; hastig; kerzengerade; klar; offen; offensichtlich; prompt; rasch; rundheraus; schleunig; schnell; schnurgerade; sofort; sofortig; sogleich; sonnenklar; ungeschminkt; unmittelbar; unmittelbare; unverblümt; unverstellt; unverzüglich; wahr; wahrhaft

Fahrschein

noun

ein Schein, der zur Nutzung öffentlicher Verkehrsmittel berechtigt
- Fahrschein → billet

Cross Translation:

From	To	Via
• Fahrschein	→ billet; ticket	↔ ticket — pass for transportation