Duits

Uitgebreide vertaling voor Abtrennen (Duits) in het Frans

Abtrennen:

Abtrennen [das ~] zelfstandig naamwoord

  1. Abtrennen (Anfordern; Abheben; Abtreten)
    le retrait; la réclamation
  2. Abtrennen (Abschneiden; Abknipsen)
    le coupage
    • coupage [le ~] zelfstandig naamwoord
  3. Abtrennen (Abschpalten; Absondern)
    la coupe; le trancher
    • coupe [la ~] zelfstandig naamwoord
    • trancher [le ~] zelfstandig naamwoord
  4. Abtrennen
    le fait de défiler; le fait de débâtir d'un fil à coudre

Vertaal Matrix voor Abtrennen:

Zelfstandig NaamwoordVerwante vertalingenAndere vertalingen
coupage Abknipsen; Abschneiden; Abtrennen Kupieren; Streckung; Verdünnung
coupe Abschpalten; Absondern; Abtrennen Aktenmappe; Becher; Diplomatenkoffer; Durchschnitt; Eisbecher; Fasson; Gefäß; Haarschnitt; Kelch; Knipschen; Mappe; Paßform; Pokal; Schneiden; Schnitt; Schnitzen; Sitz; Slice; Trinkbecher; Trinkglas
fait de débâtir d'un fil à coudre Abtrennen
fait de défiler Abtrennen
retrait Abheben; Abtrennen; Abtreten; Anfordern Einlösung; Einzug
réclamation Abheben; Abtrennen; Abtreten; Anfordern Anfordern; Anfrage; Anklage; Anschuldigung; Antrag; Beanstandung; Bedenken; Begehren; Beschwerde; Bitte; Bittschrift; Einspruch; Einwand; Erinnerungsschreiben; Forderung; Gesuch; Klage; Krankheit; Leiden; Mahnbrief; Protest; Reklamation; Widerstandsbewegung; schriftliche Ermahnung; Ärgernis; Übel
trancher Abschpalten; Absondern; Abtrennen
WerkwoordVerwante vertalingenAndere vertalingen
trancher abhauen; abhouwen; bersten; durchhauen; durchschneiden; kappen; schlagen; spalten; spleißen; splissen; streichen; teilen; tranchieren; vorschneiden

Synoniemen voor "Abtrennen":