Overzicht
Duits naar Frans:   Meer gegevens...
  1. Ausfall:
  2. Wiktionary:


Duits

Uitgebreide vertaling voor Ausfall (Duits) in het Frans

Ausfall:

Ausfall [der ~] zelfstandig naamwoord

  1. der Ausfall (Wegfall; Fortfall)
    l'abandon
    • abandon [le ~] zelfstandig naamwoord
  2. der Ausfall (Ausbrechen; Ausbruch; Schrumpfung)
    l'éclat; l'éruption; l'explosion

Vertaal Matrix voor Ausfall:

Zelfstandig NaamwoordVerwante vertalingenAndere vertalingen
abandon Ausfall; Fortfall; Wegfall Dalassen; Einsamkeit; Einsamkeitsgefühl; Hilflosigkeit; Hinterlassen; Isulation; Verlassen; Verlassenheit; Verschwinden; Zurücklassen; abbrechen; von etwas Absehen
explosion Ausbrechen; Ausbruch; Ausfall; Schrumpfung Ausbruch; Ausladung; Explosion; Knall; Schuß; Vulkanausbruch; plötzlliche Enladung
éclat Ausbrechen; Ausbruch; Ausfall; Schrumpfung Aufregung; Ausbruch; Ausladung; Blinken; Blitzen; Bums; Explosion; Fall; Flimmern; Funkeln; Glitzern; Glänzen; Haarlocke; Knall; Krach; Kringel; Leuchteffekt; Leuchten; Lichtsignal; Lichtzeichen; Locke; Plumps; Schein nach außen; Scherbe; Schimmer; Schimmern; Schnecke; Schnitzel; Schnörkel; Schuppe; Schuß; Schwung; Span; Spirale; Splitter; Vulkanausbruch; Welle; aufheben; plötzlliche Enladung
éruption Ausbrechen; Ausbruch; Ausfall; Schrumpfung Ackerkrume; Ausbruch; Ausschlag; Endergebnis; Erfolg; Ergebnis; Eruption; Flechte; Fäule; Grieben; Juckflechte; Meltau; Müll; Pflanzenerde; Resultat; Schimmel; Schimmelpilze; Torfmull; Zielscheibe

Synoniemen voor "Ausfall":

  • Betriebsstörung; Störfall

Wiktionary: Ausfall

Ausfall
noun
  1. Ergebnis
  2. Versagen, Verschwinden eines Systems oder eines seiner Teile
Ausfall
noun
  1. Ruine entière

Cross Translation:
FromToVia
Ausfall échec failure — state of condition opposite success
Ausfall panne; interruption outage — suspension of operation

Verwante vertalingen van Ausfall