Home ->Woordenboeken ->Duits/Frans ->Vertaal König

Vertaal König van Duits naar Frans

Overzicht

Duits naar Frans: Meer gegevens...

König:
- roi; majesté; monarque; souverain; seigneur; maître; homme du pouvoir
Wiktionary:
- König → roi
- König → roi

Duits

Uitgebreide vertaling voor König (Duits) in het Frans

König:

König [der ~] zelfstandig naamwoord

der König (Monarch; Herrscher; Majestät; Fürst; Gebieter; Herr; Hoheit)
le roi; la majesté; le monarque; le souverain
- roi [le ~] zelfstandig naamwoord
- majesté [la ~] zelfstandig naamwoord
- monarque [le ~] zelfstandig naamwoord
- souverain [le ~] zelfstandig naamwoord
der König (Herrscher; Herr; Fürst; Gebieter)
le seigneur; le maître; le roi; le souverain; l'homme du pouvoir
- seigneur [le ~] zelfstandig naamwoord
- maître [le ~] zelfstandig naamwoord
- roi [le ~] zelfstandig naamwoord
- souverain [le ~] zelfstandig naamwoord
- homme du pouvoir [le ~] zelfstandig naamwoord

Vertaal Matrix voor König:

Zelfstandig Naamwoord	Verwante vertalingen	Andere vertalingen
homme du pouvoir	Fürst; Gebieter; Herr; Herrscher; König
majesté	Fürst; Gebieter; Herr; Herrscher; Hoheit; König; Majestät; Monarch	Fürst; Herrscher; Hoheit; Majestät
maître	Fürst; Gebieter; Herr; Herrscher; König	Ausbilder; Autorität; Chef; Erzieher; Fürst; Gebieter; Gewaltherrscher; Gouverneur; Haupt; Herr; Herr Lehrer; Herrscher; Landvogt; Lehrer; Lehrkraft; Lehrmeister; Maestro; Magister; Meister; Oberhaupt; Schulmeister; Statthalter; Vorgesetzte; Vorsteher
monarque	Fürst; Gebieter; Herr; Herrscher; Hoheit; König; Majestät; Monarch	Fürst; Herrscher; Hoheit; Kronprinz; Majestät; Prinz; Thronanwärter; Thronfolger
roi	Fürst; Gebieter; Herr; Herrscher; Hoheit; König; Majestät; Monarch
seigneur	Fürst; Gebieter; Herr; Herrscher; König	Burgvogt; Führer; Gebieter; Gewalthaber; Grundbesitzer; Grundherr; Herrscher; Landeigentümer; Landsmann; Schlossherr
souverain	Fürst; Gebieter; Herr; Herrscher; Hoheit; König; Majestät; Monarch	Autorität; Führer; Fürst; Gebieter; Gewalthaber; Gewaltherrscher; Herrscher; Hoheit; Kronprinz; Landsmann; Majestät; Prinz; Thronanwärter; Thronfolger
Bijwoord	Verwante vertalingen	Andere vertalingen
souverain		frei; souverän; unabhängig

Synoniemen voor "König":

Gebieter; Herr; Herrscher; Machthaber; Monarch; Potentat; Regent; Souverän; Charakter; Einzelwesen; Individuum; Mensch; Person; Persönlichkeit; Subjekt; Typ

Wiktionary: König

König

noun

übertragen: wichtigste, erfolgreichste, mächtigste oder bekannteste Person aus einer Gruppe
- König → roi
wichtigste Figur im Schach
- König → roi
Karte in einem Kartenspiel
- König → roi
hoch oder historisch hoher (nach dem Kaiser) monarchisch Würdenträger eines Staates, eines Königreiches
- König → roi

König

noun

dirigeant héréditaire ou électif d’un royaume.
- roi → König

Cross Translation:

From	To	Via
• König	→ roi	↔ king — a male of a royal family who is the supreme ruler of his nation
• König	→ roi	↔ king — a playing piece in chess
• König	→ roi	↔ king — a playing card with the image of a king in it
• König	→ roi	↔ koning — het mannelijk hoofd van een koninkrijk