Overzicht
Duits naar Frans:   Meer gegevens...
  1. aneinanderkuppeln:


Duits

Uitgebreide vertaling voor aneinanderkuppeln (Duits) in het Frans

aneinanderkuppeln:

aneinanderkuppeln werkwoord

  1. aneinanderkuppeln (zusammenfügen)
    connecter; relier; associer; joindre; unir; enchaîner; adjoindre; assembler
    • connecter werkwoord (connecte, connectes, connectons, connectez, )
    • relier werkwoord (relie, relies, relions, reliez, )
    • associer werkwoord (associe, associes, associons, associez, )
    • joindre werkwoord (joins, joint, joignons, joignez, )
    • unir werkwoord (unis, unit, unissons, unissez, )
    • enchaîner werkwoord (enchaîne, enchaînes, enchaînons, enchaînez, )
    • adjoindre werkwoord (adjoins, adjoint, adjoignons, adjoignez, )
    • assembler werkwoord (assemble, assembles, assemblons, assemblez, )

Vertaal Matrix voor aneinanderkuppeln:

Zelfstandig NaamwoordVerwante vertalingenAndere vertalingen
joindre Anschweißen
WerkwoordVerwante vertalingenAndere vertalingen
adjoindre aneinanderkuppeln; zusammenfügen anschließen; beifügen; hinzufügen; hinzuzählen; komplettieren; mitrechnen; mitzählen; vervollständigen
assembler aneinanderkuppeln; zusammenfügen Geld auf der Bank tun; ansammeln; assemblieren; aufbewahren; bündeln; häufen; montieren; sammeln; scharen; sparen; versammeln; zusammenbauen; zusammensetzen; zusammensuchen; zusammentragen; übrigbehalten
associer aneinanderkuppeln; zusammenfügen assoziieren; in Verbindung bringen; verknüpfen; zuordnen
connecter aneinanderkuppeln; zusammenfügen anhaken; anhängen; ankoppeln; ankuppeln; anschließen; haken; koppeln; kuppeln; verbinden
enchaîner aneinanderkuppeln; zusammenfügen aneinanderreihen; anketten; erfassen; ergreifen; fassen; faszinieren; fesseln; festnehmen; geiseln; gliedern; greifen; in Ketten legen; intrigieren; ketten; ordnen; verbinden; verhaften; verketten; zusammenfügen
joindre aneinanderkuppeln; zusammenfügen Hand in Hand gehen; aneinanderreihen; anfügen; beifügen; beigeben; beilegen; beimischen; beisetzen; bündeln; durchstellen; fügen; hineintun; hinzufügen; hinzulegen; hinzumengen; hinzumischen; hinzuzählen; ketten; knüpfen; kombinieren; kompilieren; koppeln; kuppeln; mitrechnen; mitschicken; mitsenden; mitzählen; schweißen; sich treffen; sich verbinden; sich verknüpfen; verbinden; vereinen; vereinigen; verketten; verknüpfen; verkuppeln; verschmelzen; verschweißen; weiterleiten; zerschmelzen; zufügen; zugeben; zulegen; zusammenballen; zusammenfügen; zusammengehen; zusammenlegen; zusammenschmelzen; zusammenschweißen; zusammentreffen
relier aneinanderkuppeln; zusammenfügen anbinden; aneinanderreihen; binden; den Mund verbieten; erpressen; faszinieren; fesseln; festbinden; festknöpfen; festknüpfen; festmachen; intrigieren; ketten; knebeln; schnüren; verbinden; verketten; verknoten; verknüpfen; zubinden; zumachen; zusammenbinden
unir aneinanderkuppeln; zusammenfügen aneinanderreihen; aussöhnen; bei einander bringen; bündeln; fraternisieren; kombinieren; konzentrieren; koppeln; kuppeln; sich versöhnen; verbinden; verbrüdern; vereinen; vereinigen; verketten; versöhnen; zusammenbringen; zusammenfügen; zusammenlegen