Overzicht
Duits naar Frans:   Meer gegevens...
  1. galoppieren:
  2. Wiktionary:


Duits

Uitgebreide vertaling voor galoppieren (Duits) in het Frans

galoppieren:

galoppieren werkwoord (galoppiere, galoppierst, galoppiert, galoppierte, galoppiertet, gegaloppiert)

  1. galoppieren
    galoper; courir; faire de la course; filer; sprinter; faire de la course à pied
    • galoper werkwoord (galope, galopes, galopons, galopez, )
    • courir werkwoord (cours, court, courons, courez, )
    • faire de la course werkwoord
    • filer werkwoord (file, files, filons, filez, )
    • sprinter werkwoord (sprinte, sprintes, sprintons, sprintez, )
  2. galoppieren (schnelllaufen; rennen; laufen; )
    courir; faire de la course; sprinter; se ruer; se précipiter; filer; galoper
    • courir werkwoord (cours, court, courons, courez, )
    • faire de la course werkwoord
    • sprinter werkwoord (sprinte, sprintes, sprintons, sprintez, )
    • se ruer werkwoord
    • se précipiter werkwoord
    • filer werkwoord (file, files, filons, filez, )
    • galoper werkwoord (galope, galopes, galopons, galopez, )
  3. galoppieren (eilen; jagen; laufen; )

Conjugations for galoppieren:

Präsens
  1. galoppiere
  2. galoppierst
  3. galoppiert
  4. galoppieren
  5. galoppiert
  6. galoppieren
Imperfekt
  1. galoppierte
  2. galoppiertest
  3. galoppierte
  4. galoppierten
  5. galoppiertet
  6. galoppierten
Perfekt
  1. habe gegaloppiert
  2. hast gegaloppiert
  3. hat gegaloppiert
  4. haben gegaloppiert
  5. habt gegaloppiert
  6. haben gegaloppiert
1. Konjunktiv [1]
  1. galoppiere
  2. galoppierest
  3. galoppiere
  4. galoppieren
  5. galoppieret
  6. galoppieren
2. Konjunktiv
  1. galoppierte
  2. galoppiertest
  3. galoppierte
  4. galoppierten
  5. galoppiertet
  6. galoppierten
Futur 1
  1. werde galoppieren
  2. wirst galoppieren
  3. wird galoppieren
  4. werden galoppieren
  5. werdet galoppieren
  6. werden galoppieren
1. Konjunktiv [2]
  1. würde galoppieren
  2. würdest galoppieren
  3. würde galoppieren
  4. würden galoppieren
  5. würdet galoppieren
  6. würden galoppieren
Diverses
  1. galoppiere!
  2. galoppiert!
  3. galoppieren Sie!
  4. gegaloppiert
  5. galoppierend
1. ich, 2. du, 3. er/sie/es, 4. wir, 5. ihr, 6. sie/Sie

Vertaal Matrix voor galoppieren:

Zelfstandig NaamwoordVerwante vertalingenAndere vertalingen
sprinter Jogger; Läufer; Schnelläufer; Sprinter
WerkwoordVerwante vertalingenAndere vertalingen
courir eilen; galoppieren; hasten; hetzen; jagen; laufen; rasen; rennen; schnelllaufen; schuften; springen; sprinten; spritzen; spurten; stürzen; traben; wettlaufen; wetzen aufjagen; auftreiben; eilen; ein Rennen fahren; einRennenfahren; erbeuten; ernähren; füttern; hasten; hetzen; jagen; laufen; rasen; rennen; schnell laufen; speisen; verpflegen; wetzen
faire de la course eilen; galoppieren; hasten; hetzen; jagen; laufen; rasen; rennen; schnelllaufen; schuften; springen; sprinten; spritzen; spurten; stürzen; traben; wettlaufen; wetzen ein Rennen fahren; rennen
faire de la course à pied galoppieren rennen
filer eilen; galoppieren; hasten; hetzen; jagen; laufen; rasen; rennen; schnelllaufen; schuften; springen; sprinten; spritzen; spurten; stürzen; traben; wettlaufen; wetzen Laufmaschen bekommen; ausbrechen; ausreißen; ausrücken; aussteigen; davoneilen; davonlaufen; desertieren; durchbrennen; durchgehen; eilen; entfahren; entfallen; entfliehen; entkommen; entrinnen; entschlüpfen; entweichen; entwischen; fliehen; flüchten; fortlaufen; fortrennen; hasten; hetzen; jagen; laufen; rennen; schattieren; schnell laufen; sehr früh abhouwen; surren; von zu Hause ausreißen; weglaufen; wegrennen; wetzen
galoper eilen; galoppieren; hasten; hetzen; jagen; laufen; rasen; rennen; schnelllaufen; schuften; springen; sprinten; spritzen; spurten; stürzen; traben; wettlaufen; wetzen eilen; hasten; hetzen; jagen; laufen; rennen; schnell laufen; wetzen
se dépêcher eilen; fangen; fegen; galoppieren; hasten; hetzen; jagen; laufen; rennen; springen; sprinten; spritzen; stürzen; tragen; wetzen antreten; aufjagen; auftreiben; beeilen; eilen; hasten; hetzen; jagen; rasen; sich beeilen; sputen; wetzen; zutreten
se presser eilen; fangen; fegen; galoppieren; hasten; hetzen; jagen; laufen; rennen; springen; sprinten; spritzen; stürzen; tragen; wetzen aufjagen; auftreiben; beeilen; eilen; hasten; hetzen; jagen; rasen; sich beeilen; sputen; stauen; wetzen
se précipiter eilen; fangen; fegen; galoppieren; hasten; hetzen; jagen; laufen; rasen; rennen; schnelllaufen; schuften; springen; sprinten; spritzen; spurten; stürzen; traben; tragen; wettlaufen; wetzen anfallen; angreifen; anstürmen; beeilen; belagern; bestürmen; eilen; einfliegen; einstürmen; hasten; herabstürzen; hereinbrechen; hereinfliegen; hetzen; hineinfliegen; jagen; laufen; rennen; sich beeilen; sputen; stürmen; wetzen
se ruer eilen; galoppieren; hasten; hetzen; jagen; laufen; rasen; rennen; schnelllaufen; schuften; springen; sprinten; spritzen; spurten; stürzen; traben; wettlaufen; wetzen anfallen; angreifen; anstürmen; belagern; bestürmen
sprinter eilen; galoppieren; hasten; hetzen; jagen; laufen; rasen; rennen; schnelllaufen; schuften; springen; sprinten; spritzen; spurten; stürzen; traben; wettlaufen; wetzen hetzen; rasen; rennen; spurten

Synoniemen voor "galoppieren":


Wiktionary: galoppieren

galoppieren
verb
  1. intransitiv, bei Tieren (hauptsächlich Pferden): im Galopp laufen
galoppieren
verb
  1. aller vite à cheval

Cross Translation:
FromToVia
galoppieren galoper gallop — to ride at a galloping pace