Home ->Woordenboeken ->Duits/Frans ->Vertaal handeln

Vertaal handeln van Duits naar Frans

Overzicht
Duits naar Frans:   Meer gegevens...
  1. handeln:
  2. Wiktionary:

Duits

Uitgebreide vertaling voor handeln (Duits) in het Frans

handeln:

handeln werkwoord (handle, handelst, handelt, handelte, handeltet, gehandelt)

  1. handeln (feilschen; unterhandeln)
    marchander
    • marchander werkwoord (marchande, marchandes, marchandons, marchandez, )
  2. handeln (agieren; tun)
    agir; opérer
    • agir werkwoord (agis, agit, agissons, agissez, )
    • opérer werkwoord (opère, opères, opérons, opérez, )
  3. handeln (tun; verrichten; betreiben; )
    faire; accomplir; exécuter; réaliser; s'acquitter de
    • faire werkwoord (fais, fait, faisons, faites, )
    • accomplir werkwoord (accomplis, accomplit, accomplissons, accomplissez, )
    • exécuter werkwoord (exécute, exécutes, exécutons, exécutez, )
    • réaliser werkwoord (réalise, réalises, réalisons, réalisez, )
    • s'acquitter de werkwoord
  4. handeln (feilschen; herunterhandeln; abhandeln; abfeilschen)
    négocier; rabattre; servir de médiateur dans; marchander
    • négocier werkwoord (négocie, négocies, négocions, négociez, )
    • rabattre werkwoord (rabats, rabat, rabattons, rabattez, )
    • marchander werkwoord (marchande, marchandes, marchandons, marchandez, )
  5. handeln (Handel treiben)
    faire du commerce
  6. handeln (funktionieren; machen; schaffen; )
    fonctionner; marcher
    • fonctionner werkwoord (fonctionne, fonctionnes, fonctionnons, fonctionnez, )
    • marcher werkwoord (marche, marches, marchons, marchez, )
  7. handeln (verhandeln; verkaufen; veräußern; )
    vendre; traiter; négocier
    • vendre werkwoord (vends, vend, vendons, vendez, )
    • traiter werkwoord (traite, traites, traitons, traitez, )
    • négocier werkwoord (négocie, négocies, négocions, négociez, )
  8. handeln (eine Leistung lieferen; leisten; erfüllen; )
    produire; faire un effort
    • produire werkwoord (produis, produit, produisons, produisez, )
    • faire un effort werkwoord
  9. handeln (hausieren; feilbieten; anbieten; verkaufen)
    colporter; vendre porte-à-porte
    • colporter werkwoord (colporte, colportes, colportons, colportez, )

Conjugations for handeln:

Präsens
  1. handle
  2. handelst
  3. handelt
  4. handeln
  5. handelt
  6. handeln
Imperfekt
  1. handelte
  2. handeltest
  3. handelte
  4. handelten
  5. handeltet
  6. handelten
Perfekt
  1. habe gehandelt
  2. hast gehandelt
  3. hat gehandelt
  4. haben gehandelt
  5. habt gehandelt
  6. haben gehandelt
1. Konjunktiv [1]
  1. handele
  2. handelest
  3. handele
  4. handelen
  5. handelet
  6. handelen
2. Konjunktiv
  1. handelte
  2. handeltest
  3. handelte
  4. handelten
  5. handeltet
  6. handelten
Futur 1
  1. werde handeln
  2. wirst handeln
  3. wird handeln
  4. werden handeln
  5. werdet handeln
  6. werden handeln
1. Konjunktiv [2]
  1. würde handeln
  2. würdest handeln
  3. würde handeln
  4. würden handeln
  5. würdet handeln
  6. würden handeln
Diverses
  1. handle!
  2. handelt!
  3. handelen Sie!
  5. gehandelt
  6. handelnd
1. ich, 2. du, 3. er/sie/es, 4. wir, 5. ihr, 6. sie/Sie

Vertaal Matrix voor handeln:

WerkwoordVerwante vertalingenAndere vertalingen
accomplir ausrichten; ausüben; betreiben; erfüllen; erledigen; erreichen; handeln; leisten; schaffen; schütten; treiben; tun; verrichten; vollziehen; vornehmen ablegen; abmachen; bewirken; bilden; durchsetzen; eintreten; erledigen; erzeugen; fertig bringen; fertigbringen; herstellen; hinkriegen; realisieren; schaffen; sich vollziehen; verwirklichen; vollbringen; vollführen; vollstrecken; vollziehen; wahrmachen; zurechtbringen; zurücklegen; zustande bringen
agir agieren; handeln; tun arbeiten; funktionieren; tun; vorgehen
colporter anbieten; feilbieten; handeln; hausieren; verkaufen angeben; anzeigen; auf der Straße verkaufen; ausposaunen; austragen; denunzieren; durchsagen; herumerzählen; kolportieren; mitteilen; petzen; stecken; verpfeifen; verraten; weitererzählen; zubringen; zutragen; übertragen
exécuter ausrichten; ausüben; betreiben; erfüllen; erledigen; erreichen; handeln; leisten; schaffen; schütten; treiben; tun; verrichten; vollziehen; vornehmen abmachen; abschießen; arbeiten; ausführen; ausschalten; ausüben; betreiben; bewirken; durchsetzen; eintreten; erledigen; ermorden; erschiessen; erschießen; exekutieren; fertig bringen; fertigbringen; fusilieren; hinkriegen; hinrichten; liquidieren; niederschießen; pflegen; schaffen; sich vollziehen; totschießen; treiben; tun; töten; umbringen; vernichten; verrichten; vollbringen; vollführen; vollstrecken; vollziehen
faire ausrichten; ausüben; betreiben; erfüllen; erledigen; erreichen; handeln; leisten; schaffen; schütten; treiben; tun; verrichten; vollziehen; vornehmen Sport treiben; abmachen; anfangen; anfertigen; anheben; anrichten; anstiften; antun; aufnehmen; auslösen; ausüben; beginnen; betreiben; bewirken; bilden; einsetzen; entstehen; entwerfen; entwickeln; erfinden; erledigen; erschaffen; erzeugen; fabrizieren; fertig bringen; formen; gestalten; herbeiführen; herstellen; hervorbringen; hinkriegen; ins Leben rufen; konstruieren; kreieren; machen; pflegen; produzieren; schaffen; schöpfen; skizzieren; starten; treiben; tun; verfertigen; verursachen
faire du commerce Handel treiben; handeln
faire un effort eine Leistung lieferen; erfüllen; handeln; leisten; schieben; schütten; verrichten
fonctionner erfüllen; funktionieren; gehen; handeln; leisten; machen; schaffen; schieben; schütten; treiben; tun; verrichten
marchander abfeilschen; abhandeln; feilschen; handeln; herunterhandeln; unterhandeln feilschen; knabbern; knausern; schachern; zwacken
marcher erfüllen; funktionieren; gehen; handeln; leisten; machen; schaffen; schieben; schütten; treiben; tun; verrichten aufmarschieren; ausrücken; gefallen; in Wirkung sein; passen; schmecken
négocier abfeilschen; abhandeln; auktionieren; feilbieten; feilschen; handeln; herunterhandeln; verhandeln; verkaufen; vertreiben; veräußern unterhandeln; vermitteln
opérer agieren; handeln; tun arbeiten; funktionieren; tun; vorgehen
produire eine Leistung lieferen; erfüllen; handeln; leisten; schieben; schütten; verrichten abwerfen; anbauen; anfertigen; anpflanzen; aufbauen; aufziehen; aushusten; ausspucken; einbringen; eintragen; entbinden; entwickeln; ergeben; erzeugen; fabrizieren; fertigbringen; fortpflanzen; gebären; gewinnen; hegen; heranbilden; heranziehen; herstellen; hervorbringen; kultivieren; machen; produzieren; treiben; umbauen; umgestalten; umwandeln; verfassen; verfertigen; vorbringen; zeugen; ziehen; zur Welt bringen; züchten
rabattre abfeilschen; abhandeln; feilschen; handeln; herunterhandeln brechen; einschlagen; falten; falzen; kaputtschlagen; umfalten; zerbrechen; zerschlagen; zerschmeissen; zerschmettern; zertrümmern; zusammenfalten
réaliser ausrichten; ausüben; betreiben; erfüllen; erledigen; erreichen; handeln; leisten; schaffen; schütten; treiben; tun; verrichten; vollziehen; vornehmen anfertigen; arbeiten; aufschnappen; begreifen; bekommen; bewirken; bilden; davontragen; durchschauen; durchsetzen; einsehen; eintreten; entstehen; entwerfen; entwickeln; erfassen; erfinden; ergreifen; erhalten; erkennen; erkämpfen; erreichen; erschaffen; erwerben; erzeugen; erzielen; fabrizieren; fassen; fertigbringen; formen; gestalten; gewinnen; herstellen; hervorbringen; hinkriegen; holen; ins Leben rufen; inszenieren; kapieren; konstruieren; kreieren; machen; produzieren; realisieren; schaffen; schlagen; schöpfen; sich vollziehen; siegen; skizzieren; triumphieren; tun; verfertigen; verrichten; verstehen; verwerten; verwirklichen; vollbringen; vollführen; zu stande kommen; zurechtbringen; zustande bringen; überwinden
s'acquitter de ausrichten; ausüben; betreiben; erfüllen; erledigen; erreichen; handeln; leisten; schaffen; schütten; treiben; tun; verrichten; vollziehen; vornehmen abmachen; abrechnen; abtragen; ausgleichen; befriedigen; beilegen; bezahlen; erledigen; fertig bringen; nachzahlen; tilgen; zahlen
servir de médiateur dans abfeilschen; abhandeln; feilschen; handeln; herunterhandeln unterhandeln; vermitteln
traiter auktionieren; feilbieten; handeln; verhandeln; verkaufen; vertreiben; veräußern begegnen; behandeln; bereden; besprechen; durchnehmen; erörtern; versorgen; über etwas sprechen
vendre auktionieren; feilbieten; handeln; verhandeln; verkaufen; vertreiben; veräußern etwas verkaufen; verkaufen; verwerten
vendre porte-à-porte anbieten; feilbieten; handeln; hausieren; verkaufen hausieren

Synoniemen voor "handeln":


Wiktionary: handeln

handeln
verb
  1. von etwas erzählen, sich um etwas drehen
  2. etwas machen, tun, arbeiten
  3. mit jemandem oder mit etwas Geschäfte machen
handeln
Cross Translation:
FromToVia
• handeln → agir; faire ↔ act — to do something
• handeln → agir ↔ deal — to take action; to act
• handeln → faire le commerce ↔ deal — trade

Verwante vertalingen van handeln







Uw gratis, snelle en simpele vertaal woordenboek

Copyright © 2000-2024 Interglot ®

Pagina gepresenteerd in 0.0600 seconde
Page rendered in 1.0 seconds