Overzicht
Duits naar Frans:   Meer gegevens...
  1. kaputtgehen:
  2. Wiktionary:


Duits

Uitgebreide vertaling voor kaputtgehen (Duits) in het Frans

kaputtgehen:

kaputtgehen werkwoord

  1. kaputtgehen
    échouer; se rompre; se délabrer; tomber en ruine; flipper; s'écrouler
    • échouer werkwoord (échoue, échoues, échouons, échouez, )
    • se rompre werkwoord
    • se délabrer werkwoord
    • tomber en ruine werkwoord
    • flipper werkwoord (flippe, flippes, flippons, flippez, )
    • s'écrouler werkwoord

Vertaal Matrix voor kaputtgehen:

Zelfstandig NaamwoordVerwante vertalingenAndere vertalingen
flipper Flipperautomat; Fruchautomat; Spielautomat
WerkwoordVerwante vertalingenAndere vertalingen
flipper kaputtgehen
s'écrouler kaputtgehen Streit verlieren; abnehmen; abrutschen; aus Zink; den kürzeren ziehen; durchfallen; durchrasseln; einnicken; einpacken; einsacken; einschlafen; einschlummern; einsinken; einstürzen; erliegen; fallen; galvanisieren; ganz kaputt und auseinander holen; herabsacken; herunterrutschen; herunterstürzen; hinunterstürzen; rücklaufen; sausen; segeln; senken; setzen; sickern; sinken; umkommen; untergehen; unterliegen; versenken; versinken; verzinken; zinken; zugrunde gehen; zusammenbrechen; zusammenfallen; zusammensinken; zusammenstürzen
se délabrer kaputtgehen baufällig werden; ganz kaputt und auseinander holen; verfallen; verkommen; zerfallen; zu Grunde gehen; zusammenbrechen; zusammenfallen
se rompre kaputtgehen abbrechen; abknacken; brechen; ganz kaputt und auseinander holen; knacken; knicken; zerbrechen
tomber en ruine kaputtgehen auflösen; aufteilen; auseinanderfallen; einsacken; einsinken; einstürzen; ganz kaputt und auseinander holen; herauslösen; lösen; spalten; trennen; zerfallen; zerlegen; zersetzen; zu Grunde gehen; zusammenbrechen; zusammenfallen; zusammensinken; zusammenstürzen
échouer kaputtgehen abgehen; an Land gehen; anlegen; auffliegen; ausrutschen; danebengehen; fallen; fehlschlagen; fliegen; herabsteigen; hinfallen; hingeraten; hinkommen; hinunterkommen; irren; mißlingen; mißraten; purzeln; scheitern; schiefgehen; stolpern; straucheln; stürzen; zurechtkommen

Synoniemen voor "kaputtgehen":

  • abrauchen; den Bach runter gehen; den Geist aufgeben; vor die Hunde gehen; über die Wupper gehen

Wiktionary: kaputtgehen


Cross Translation:
FromToVia
kaputtgehen se rompre; se casser; se briser break — intransitive: to separate into (to end up in) two or more pieces
kaputtgehen se casser break — intransitive: to stop functioning properly or altogether