Home ->Woordenboeken ->Duits/Frans ->Vertaal ketten

Vertaal ketten van Duits naar Frans

Overzicht
Duits naar Frans:   Meer gegevens...
  1. ketten:
  2. Wiktionary:

Duits

Uitgebreide vertaling voor ketten (Duits) in het Frans

ketten:

ketten werkwoord (kette, kettest, kettet, kettete, kettetet, gekettet)

  1. ketten (aneinanderreihen; verketten)
    lier; saisir; prendre; joindre; enchaîner; captiver; passer les menottes; relier; ligoter
    • lier werkwoord (lie, lies, lions, liez, )
    • saisir werkwoord (saisis, saisit, saisissons, saisissez, )
    • prendre werkwoord (prends, prend, prenons, prenez, )
    • joindre werkwoord (joins, joint, joignons, joignez, )
    • enchaîner werkwoord (enchaîne, enchaînes, enchaînons, enchaînez, )
    • captiver werkwoord (captive, captives, captivons, captivez, )
    • relier werkwoord (relie, relies, relions, reliez, )
    • ligoter werkwoord (ligote, ligotes, ligotons, ligotez, )
  2. ketten (anketten; fesseln)
    enchaîner
    • enchaîner werkwoord (enchaîne, enchaînes, enchaînons, enchaînez, )
  3. ketten (aneinanderreihen; zusammenfügen; verketten)
    joindre; lier; enchaîner
    • joindre werkwoord (joins, joint, joignons, joignez, )
    • lier werkwoord (lie, lies, lions, liez, )
    • enchaîner werkwoord (enchaîne, enchaînes, enchaînons, enchaînez, )
  4. ketten (ködern; festschnallen; schnüren; )
    attirer dans un piège; piéger; tendre un piège à
    • piéger werkwoord (piège, pièges, piégons, piégez, )

Conjugations for ketten:

Präsens
  1. kette
  2. kettest
  3. kettet
  4. ketten
  5. kettet
  6. ketten
Imperfekt
  1. kettete
  2. kettetest
  3. kettete
  4. ketteten
  5. kettetet
  6. ketteten
Perfekt
  1. bin gekettet
  2. bist gekettet
  3. ist gekettet
  4. sind gekettet
  5. seid gekettet
  6. sind gekettet
1. Konjunktiv [1]
  1. kette
  2. kettest
  3. kette
  4. ketten
  5. kettet
  6. ketten
2. Konjunktiv
  1. kettete
  2. kettetest
  3. kettete
  4. ketteten
  5. kettetet
  6. ketteten
Futur 1
  1. werde ketten
  2. wirst ketten
  3. wird ketten
  4. werden ketten
  5. werdet ketten
  6. werden ketten
1. Konjunktiv [2]
  1. würde ketten
  2. würdest ketten
  3. würde ketten
  4. würden ketten
  5. würdet ketten
  6. würden ketten
Diverses
  1. kett!
  2. kettet!
  3. ketten Sie!
  5. gekettet
  6. kettend
1. ich, 2. du, 3. er/sie/es, 4. wir, 5. ihr, 6. sie/Sie

Vertaal Matrix voor ketten:

Zelfstandig NaamwoordVerwante vertalingenAndere vertalingen
joindre Anschweißen
WerkwoordVerwante vertalingenAndere vertalingen
attirer dans un piège festbinden; festknüpfen; festmachen; festschnallen; ketten; knebeln; ködern; mit der Schlinge fangen; schnüren
captiver aneinanderreihen; ketten; verketten Abnormal intrigieren; ausspielen; backen; ballen; eingreifen; einpacken; erfassen; ergreifen; erhaschen; erobern; erwischen; fangen; fassen; faszinieren; fesseln; festnehmen; gehen; grabbeln; greifen; hervorholen; intrigieren; kappen; knutschen; kriegen; packen; schmieden; verhaften
enchaîner aneinanderreihen; anketten; fesseln; ketten; verketten; zusammenfügen aneinanderkuppeln; erfassen; ergreifen; fassen; faszinieren; fesseln; festnehmen; geiseln; gliedern; greifen; in Ketten legen; intrigieren; ordnen; verbinden; verhaften; zusammenfügen
joindre aneinanderreihen; ketten; verketten; zusammenfügen Hand in Hand gehen; aneinanderkuppeln; aneinanderreihen; anfügen; beifügen; beigeben; beilegen; beimischen; beisetzen; bündeln; durchstellen; fügen; hineintun; hinzufügen; hinzulegen; hinzumengen; hinzumischen; hinzuzählen; knüpfen; kombinieren; kompilieren; koppeln; kuppeln; mitrechnen; mitschicken; mitsenden; mitzählen; schweißen; sich treffen; sich verbinden; sich verknüpfen; verbinden; vereinen; vereinigen; verketten; verknüpfen; verkuppeln; verschmelzen; verschweißen; weiterleiten; zerschmelzen; zufügen; zugeben; zulegen; zusammenballen; zusammenfügen; zusammengehen; zusammenlegen; zusammenschmelzen; zusammenschweißen; zusammentreffen
lier aneinanderreihen; ketten; verketten; zusammenfügen Bücher binden; an einander befestigen; anbinden; anheften; anketten; anknöpfen; anlegen; befestigen; beglaubigen; binden; den Mund verbieten; dokumentieren; erpressen; faszinieren; fesseln; festbinden; festhaken; festhalten; festheften; festknöpfen; festknüpfen; festlegen; festmachen; festschnallen; festzurren; heften; intrigieren; knebeln; schnüren; verankern; verbinden; verknoten; verknüpfen; vertäuen; zubinden; zumachen; zurren; zusammenbinden
ligoter aneinanderreihen; ketten; verketten Bücher binden; anbinden; binden; den Mund verbieten; erpressen; faszinieren; fesseln; festbinden; festknöpfen; festknüpfen; festmachen; intrigieren; knebeln; verknoten; zubinden
passer les menottes aneinanderreihen; ketten; verketten faszinieren; fesseln; festnehmen; in Ketten legen; intrigieren
piéger festbinden; festknüpfen; festmachen; festschnallen; ketten; knebeln; ködern; mit der Schlinge fangen; schnüren ködern
prendre aneinanderreihen; ketten; verketten abfangen; abhandenmachen; abholen; abnehmen; abräumen; absorbieren; akzeptieren; anfangen; anfassen; anheben; annehmen; anpacken; ansammeln; anwenden; anwerben; aufheben; aufholen; auflesen; aufnehmen; aufpicken; aufsammeln; aufsaugen; aufschnappen; auslesen; ausschlürfen; auswählen; beginnen; begreifen; bekommen; benutzen; besetzen; bestricken; blamieren; ein Geschenk annehmen; eingreifen; einkassieren; einpacken; einsammeln; einsetzen; einstecken; empfangen; entfernen; entgegenhalten; entnehmen; entwenden; erfassen; ergreifen; erhaschen; erobern; erwerben; erwischen; etwas bekommen; etwas holen; fangen; fassen; faszinieren; fesseln; festgreifen; festhalten; festnehmen; fortnehmen; gebrauchen; gewinnen; grabbeln; grapschen; greifen; handhaben; hantieren; herauspicken; heraussuchen; hervorholen; hinnehmen; hinterziehen; holen; in Empfang nehmen; intrigieren; jemandem etwas nachtragen; klauen; klemmen; krallen; kriegen; nachtragen; nachtragend sein; nehmen; packen; rauben; rügen; schelten; schlucken; selektieren; sich einer Sache bemächtigen; sich etwas beschaffen; sichten; sieben; sortieren; starten; stehlen; tadeln; unzugänglich machen; verhaften; verleumden; versammeln; veruntreuen; verweisen; verwenden; verwickeln; vorhalten; vorrücken; vorwerfen; wegholen; wegkappern; wegnehmen; wegschnappen; werben; zugreifen; zulangen; zurechtweisen; zusammentragen; überfallen; überlisten
relier aneinanderreihen; ketten; verketten anbinden; aneinanderkuppeln; binden; den Mund verbieten; erpressen; faszinieren; fesseln; festbinden; festknöpfen; festknüpfen; festmachen; intrigieren; knebeln; schnüren; verbinden; verknoten; verknüpfen; zubinden; zumachen; zusammenbinden; zusammenfügen
saisir aneinanderreihen; ketten; verketten abfangen; anfassen; annehmen; anpacken; auffangen; aufschnappen; begreifen; bekommen; beschlagnahmen; durchschauen; durchsehen; eingreifen; einpacken; einsehen; einsperren; einziehen; erfassen; ergreifen; erhaschen; erkennen; erwerben; erwischen; fangen; fassen; faszinieren; fesseln; festgreifen; festhalten; festnehmen; frappieren; gewinnen; greifen; intrigieren; kapieren; klammern; konfiszieren; kriegen; mit den Händen umfassen; packen; realisieren; schnallen; umfassen; umklammern; umschließen; umspannen; unterschlagen; verhaften; verstehen; verwickeln; zugreifen; zulangen; zuvorkommen; zwängen; überfallen; überlisten
tendre un piège à festbinden; festknüpfen; festmachen; festschnallen; ketten; knebeln; ködern; mit der Schlinge fangen; schnüren

Wiktionary: ketten

Cross Translation:
FromToVia
• ketten → enchaîner ↔ chain — to link together

Verwante vertalingen van ketten







Uw gratis, snelle en simpele vertaal woordenboek

Copyright © 2000-2024 Interglot ®

Pagina gepresenteerd in 0.0792 seconde
Page rendered in 1.0 seconds