Home ->Woordenboeken ->Duits/Frans ->Vertaal klammern

Vertaal klammern van Duits naar Frans

Overzicht
Duits naar Frans:   Meer gegevens...
  1. klammern:
  2. Wiktionary:

Duits

Uitgebreide vertaling voor klammern (Duits) in het Frans

klammern:

klammern werkwoord (klammere, klammerst, klammert, klammerte, klammertet, geklammert)

  1. klammern (umklammern; zwängen)
    serrer; saisir; coincer; pincer; presser; tordre; comprimer; happer; compresser
    • serrer werkwoord (serre, serres, serrons, serrez, )
    • saisir werkwoord (saisis, saisit, saisissons, saisissez, )
    • coincer werkwoord (coince, coinces, coinçons, coincez, )
    • pincer werkwoord (pince, pinces, pinçons, pincez, )
    • presser werkwoord (presse, presses, pressons, pressez, )
    • tordre werkwoord (tords, tord, tordons, tordez, )
    • comprimer werkwoord (comprime, comprimes, comprimons, comprimez, )
    • happer werkwoord (happe, happes, happons, happez, )
    • compresser werkwoord (compresse, compresses, compressons, compressez, )
  2. klammern (festheften; heften; anheften)
    attacher; fixer; assujettir; rattacher; caler
    • attacher werkwoord (attache, attaches, attachons, attachez, )
    • fixer werkwoord (fixe, fixes, fixons, fixez, )
    • assujettir werkwoord (assujettis, assujettit, assujettissons, assujettissez, )
    • rattacher werkwoord (rattache, rattaches, rattachons, rattachez, )
    • caler werkwoord
  3. klammern (festklammern)
    river; coller à; clouer
    • river werkwoord (rive, rives, rivons, rivez, )
    • coller à werkwoord
    • clouer werkwoord (cloue, cloues, clouons, clouez, )
  4. klammern (heften)
    suturer; coudre
    • suturer werkwoord (suture, sutures, suturons, suturez, )
    • coudre werkwoord (couds, coudt, cousons, cousez, )
  5. klammern
    cramponner; se cramponner à
    • cramponner werkwoord (cramponne, cramponnes, cramponnons, cramponnez, )
    • se cramponner à werkwoord

Conjugations for klammern:

Präsens
  1. klammere
  2. klammerst
  3. klammert
  4. klammeren
  5. klammert
  6. klammeren
Imperfekt
  1. klammerte
  2. klammertest
  3. klammerte
  4. klammerten
  5. klammertet
  6. klammerten
Perfekt
  1. habe geklammert
  2. hast geklammert
  3. hat geklammert
  4. haben geklammert
  5. habt geklammert
  6. haben geklammert
1. Konjunktiv [1]
  1. klammere
  2. klammerest
  3. klammere
  4. klammeren
  5. klammeret
  6. klammeren
2. Konjunktiv
  1. klammerte
  2. klammertest
  3. klammerte
  4. klammerten
  5. klammertet
  6. klammerten
Futur 1
  1. werde klammern
  2. wirst klammern
  3. wird klammern
  4. werden klammern
  5. werdet klammern
  6. werden klammern
1. Konjunktiv [2]
  1. würde klammern
  2. würdest klammern
  3. würde klammern
  4. würden klammern
  5. würdet klammern
  6. würden klammern
Diverses
  1. klammer!
  2. klammert!
  3. klammeren Sie!
  5. geklammert
  6. klammernd
1. ich, 2. du, 3. er/sie/es, 4. wir, 5. ihr, 6. sie/Sie

klammern [das ~] zelfstandig naamwoord

  1. klammern (Stich; nähen; Masche)
    l'attachement

Vertaal Matrix voor klammern:

Zelfstandig NaamwoordVerwante vertalingenAndere vertalingen
attachement Masche; Stich; klammern; nähen Anhänglichkeit; Einsatz; Ergebenheit; Hingabe; Hingebung; Treue; Widmung; Übergabe
fixer Anfügen; Anheften; Fest machen
river Einhämmern eines Bolzens
serrer Anziehen; fester Andrehen
WerkwoordVerwante vertalingenAndere vertalingen
assujettir anheften; festheften; heften; klammern
attacher anheften; festheften; heften; klammern Bücher binden; an einander befestigen; anbacken; anbinden; aneinanderreihen; anhaken; anheften; anhängen; anketten; ankleben; anknöpfen; ankoppeln; ankuppeln; anlegen; anleimen; anreihen; anschnallen; aufbinden; aufkleben; aufknoten; aufreien; befestigen; beglaubigen; binden; den Mund verbieten; dokumentieren; einblenden; einschnüren; erpressen; fesseln; festbinden; festhaken; festhalten; festheften; festkleben; festknöpfen; festknüpfen; festlegen; festmachen; festschnallen; festzurren; fügen; haften; haken; heften; kleben; knebeln; knoten; knüpfen; koppeln; kuppeln; leimen; pappen; schnüren; umbinden; umwinden; verankern; verbinden; vereinen; vereinigen; verketten; verknoten; verknüpfen; verkuppeln; vertäuen; zubinden; zurren; zusammenbinden; zusammenfügen; zusammenkleben; zusammenlegen; zuschnallen; zuschnüren
caler anheften; festheften; heften; klammern
clouer festklammern; klammern Nägel einschlagen; anfassen; annageln; anpacken; anschlagen; einhämmern; fassen; festgreifen; festhalten; festnageln; greifen; hämmern; nageln; schlagen; taxieren; tischlern; veranschlagen; zugreifen
coincer klammern; umklammern; zwängen abklemmen; abknipsen; drücken; kneifen; schnüren; spannen; zwicken
coller à festklammern; klammern anfassen; anhängen; ankleben; ankuppeln; anleimen; anpacken; fassen; festgreifen; festhalten; festkleben; greifen; kleben; leimen; zugreifen
compresser klammern; umklammern; zwängen drücken; festhalten; festklammern; kneifen; komprimieren; packen; platt drücken; schnüren; spannen; zerquetschen; zusammendrücken; zusammenpressen; zwicken
comprimer klammern; umklammern; zwängen drücken; eindrücken; einschnüren; festhalten; festklammern; kneifen; komprimieren; mindern; platt drücken; reduzieren; schnüren; spannen; verkleinern; vermindern; verringern; zerquetschen; zusammendrücken; zusammenpressen; zwicken
coudre heften; klammern zusammenschweißen
cramponner klammern anspannen; aufziehen; dehnen; fortziehen; krampen; spannen; strecken; verklammern
fixer anheften; festheften; heften; klammern ablegen; abstellen; abwägen; an einander befestigen; anbinden; anblicken; anbringen; andrehen; anhaken; anheften; anhängen; anketten; ankleben; ankoppeln; ankuppeln; anlegen; anregen; anschauen; anschnallen; anschrauben; ansehen; anziehen; aufkleben; aufstellen; ausmachen; befestigen; beglaubigen; begucken; beobachten; besehen; bestimmen; betrachten; betten; beäugen; binden; brühen; den Mund verbieten; dokumentieren; einordnen; einräumen; einrücken; einsperren; einstellen; einteilen; einweisen; ermessen; erpressen; fesseln; festbinden; festdrehen; festhaken; festhalten; festheften; festkleben; festlegen; festmachen; festschnallen; festschrauben; festzurren; fügen; gaffen; gruppieren; gucken; haken; heften; hinblicken; hinlegen; hinstellen; installieren; knebeln; koppeln; kuppeln; laichen; legen; raten; schalten; schauen; schlingen; schnüren; schätzen; setzen; stationieren; stecken; stellen; suggerieren; taxieren; unteraus legen; unterbringen; verankern; veranschlagen; vergeben; verlegen; vorschlagen; zubinden; zuraten; zurren; zuschnallen; zusehen; überschlagen
happer klammern; umklammern; zwängen
pincer klammern; umklammern; zwängen abfangen; ausdrücken; auspressen; ausquetschen; drücken; eingreifen; einpacken; erfassen; ergreifen; erhaschen; erwischen; fangen; fassen; festklemmen; festkneifen; festnehmen; greifen; kneifen; kriegen; packen; schlagen; schnüren; spannen; verhaften; verwickeln; zudrücken; zukneifen; zupfen; zwicken; überlisten
presser klammern; umklammern; zwängen andringen; andrücken; animieren; anspornen; antreiben; aufbügeln; aufhetzen; aufjagen; aufscheuchen; aufstacheln; auftreiben; aufwirbeln; ausdrücken; auspressen; ausquetschen; beeilen; beschleunigen; drücken; durchsetzen; durchwühlen; eilen; eindrücken; ermuntern; ermutigen; festdrücken; festklemmen; festkneifen; hasten; hetzen; hinaufdrücken; hochdrehen; hochtreiben; jagen; klemmen; kneifen; knellen; komprimieren; motivieren; pressen; quetschen; rasen; schnüren; sich beeilen; spannen; stimulieren; wetzen; zudrücken; zukneifen; zusammendrücken; zusammenpressen; zwicken
rattacher anheften; festheften; heften; klammern anbinden; anheften; ankleben; anknöpfen; aufkleben; befestigen; festheften; festkleben; festknöpfen; festmachen; heften; schnüren; verknoten; zusammenbinden
river festklammern; klammern Nägel einschlagen; annageln; einhämmern; festnageln; hämmern; nageln; schlagen; tischlern
saisir klammern; umklammern; zwängen abfangen; aneinanderreihen; anfassen; annehmen; anpacken; auffangen; aufschnappen; begreifen; bekommen; beschlagnahmen; durchschauen; durchsehen; eingreifen; einpacken; einsehen; einsperren; einziehen; erfassen; ergreifen; erhaschen; erkennen; erwerben; erwischen; fangen; fassen; faszinieren; fesseln; festgreifen; festhalten; festnehmen; frappieren; gewinnen; greifen; intrigieren; kapieren; ketten; konfiszieren; kriegen; mit den Händen umfassen; packen; realisieren; schnallen; umfassen; umschließen; umspannen; unterschlagen; verhaften; verketten; verstehen; verwickeln; zugreifen; zulangen; zuvorkommen; überfallen; überlisten
se cramponner à klammern anfassen; anpacken; fassen; festgreifen; festhalten; greifen; zugreifen
serrer klammern; umklammern; zwängen andrehen; andrücken; anschrauben; anziehen; ausweiten; dehnen; drücken; einklemmen; einkreisen; festdrehen; festdrücken; festhalten; festklammern; festklemmen; festkneifen; festschrauben; herumreichen; kneifen; knellen; knuddeln; komprimieren; kosen; kuscheln; liebkosen; quetschen; schließen; schmusen; schnüren; schrauben; spannen; streicheln; umspannen; zudrehen; zudrücken; zukneifen; zumachen; zusammendrücken; zusammenpressen; zuziehen; zwicken; überspannen
suturer heften; klammern
tordre klammern; umklammern; zwängen ausrenken; auswringen; drücken; entstellen; festhalten; festklammern; ineinander schrauben; kneifen; kämpfen; ringen; rütteln; schnüren; spannen; verdrehen; verrenken; verstauchen; verzerren; winden; wricken; wriggeln; wringen; zwicken

Synoniemen voor "klammern":


Wiktionary: klammern

klammern
Cross Translation:
FromToVia
• klammern → s'agripper ↔ claw — to use claws to seize, to grip
• klammern → coller; accrocher ↔ cling — hold tightly







Uw gratis, snelle en simpele vertaal woordenboek

Copyright © 2000-2024 Interglot ®

Pagina gepresenteerd in 0.0489 seconde
Page rendered in 1.0 seconds