Home ->Woordenboeken ->Duits/Nederlands ->Zoek: Übergang

Duitse en Nederlandse zoekresultaten voor: Übergang

Overzicht
Duits naar Nederlands:   Meer gegevens...
  1. Übergang:
  2. übergehen:
  3. Wiktionary:

Duits

Uitgebreide vertaling voor Übergang (Duits) in het Nederlands

Übergang:

Übergang [der ~] zelfstandig naamwoord

  1. der Übergang
    de overgang
    • overgang [de ~ (m)] zelfstandig naamwoord
  2. der Übergang (Übergangseffekt)
    de overgang; overgangseffect

Vertaal Matrix voor Übergang:

Zelfstandig NaamwoordVerwante vertalingenAndere vertalingen
overgang Übergang; Übergangseffekt Menopause
Not SpecifiedVerwante vertalingenAndere vertalingen
overgangseffect Übergang; Übergangseffekt

Synoniemen voor "Übergang":


Wiktionary: Übergang

Übergang
noun
  1. der Vorgang des Überschreitens oder Überquerens eines Hindernisses
  2. eine Vorrichtung (Brücke etc.) zum Überschreiten eines Hindernisses
  3. der Wechsel einer Person oder eines Systems in einen neuen Zustand
  4. ohne Plural: im Sinne von Übergangszeit oder Zwischenlösung
Cross Translation:
FromToVia
• Übergang → overgang ↔ segue — an instance of segueing, a transition
• Übergang → overgang ↔ transition — process of change from one form, state, style or place to another

Übergang vorm van übergehen:

übergehen werkwoord (übergehe, übergehst, übergeht, übergang, überganget, übergegangen)

  1. übergehen
    overgaan
    • overgaan werkwoord (ga over, gaat over, ging over, gingen over, overgegaan)
  2. übergehen
    overheen gaan
  3. übergehen (überschlagen; überspringen; auslassen; aussetzen)
    overslaan
    • overslaan werkwoord (sla over, slaat over, sloeg over, sloegen over, overgeslagen)

Conjugations for übergehen:

Präsens
  1. übergehe
  2. übergehst
  3. übergeht
  4. übergehen
  5. übergeht
  6. übergehen
Imperfekt
  1. übergang
  2. übergangst
  3. übergang
  4. übergangen
  5. überganget
  6. übergangen
Perfekt
  1. bin übergegangen
  2. bist übergegangen
  3. ist übergegangen
  4. sind übergegangen
  5. seid übergegangen
  6. sind übergegangen
1. Konjunktiv [1]
  1. übergehe
  2. übergehest
  3. übergehe
  4. übergehen
  5. übergehet
  6. übergehen
2. Konjunktiv
  1. übergänge
  2. übergängest
  3. übergänge
  4. übergängen
  5. übergânget
  6. übergängen
Futur 1
  1. werde übergehen
  2. wirst übergehen
  3. wird übergehen
  4. werden übergehen
  5. werdet übergehen
  6. werden übergehen
1. Konjunktiv [2]
  1. würde übergehen
  2. würdest übergehen
  3. würde übergehen
  4. würden übergehen
  5. würdet übergehen
  6. würden übergehen
Diverses
  1. übergeh!
  2. übergeht!
  3. übergehen Sie!
  5. übergegangen
  6. übergehend
1. ich, 2. du, 3. er/sie/es, 4. wir, 5. ihr, 6. sie/Sie

Vertaal Matrix voor übergehen:

WerkwoordVerwante vertalingenAndere vertalingen
overgaan übergehen anrufen; klingeln
overheen gaan übergehen
overslaan auslassen; aussetzen; übergehen; überschlagen; überspringen überspringen
Not SpecifiedVerwante vertalingenAndere vertalingen
overgaan klingeln

Synoniemen voor "übergehen":


Wiktionary: übergehen

übergehen
verb
  1. van de ene toestand in de andere veranderen
  2. iets anders gaan gebruiken
  3. veranderen in
  4. van eigenaar veranderen
  5. tot boven de rand van een vat of dijk gevuld raken







Uw gratis, snelle en simpele vertaal woordenboek

Copyright © 2000-2024 Interglot ®

Pagina gepresenteerd in 0.0541 seconde
Page rendered in 1.0 seconds