Overzicht
Duits naar Nederlands:   Meer gegevens...
  1. ähneln:
  2. Ähneln:
  3. Wiktionary:


Duits

Uitgebreide vertaling voor ähneln (Duits) in het Nederlands

ähneln:

ähneln werkwoord (ähnele, ähnelst, ähnelt, ähnelte, ähneltet, geähnelt)

  1. ähneln (scheinen; beleuchten; den Anschein haben; belichten)
    schijnen; lijken; eruit zien; toeschijnen
    • schijnen werkwoord (schijn, schijnt, scheen, schenen, geschenen)
    • lijken werkwoord (lijk, lijkt, leek, leken, geleken)
    • eruit zien werkwoord (zie eruit, ziet eruit, zag eruit, zagen eruit, eruit gezien)
    • toeschijnen werkwoord (schijn toe, schijnt toe, scheen toe, schenen toe, toegeschenen)
  2. ähneln (gleichen)
    lijken op; gelijkenis vertonen met; gelijken
    • lijken op werkwoord (lijk op, lijkt op, leek op, leken op, geleken op)
    • gelijkenis vertonen met werkwoord (vertoon gelijkenis met, vertoont gelijkenis met, vertoonde gelijkenis met, vertoonden gelijkenis met, gelijkenis vertoond met)
    • gelijken werkwoord (gelijk, gelijkt, geleek, geleken, geleken)

Conjugations for ähneln:

Präsens
  1. ähnele
  2. ähnelst
  3. ähnelt
  4. ähnelen
  5. ähnelt
  6. ähnelen
Imperfekt
  1. ähnelte
  2. ähneltest
  3. ähnelte
  4. ähnelten
  5. ähneltet
  6. ähnelten
Perfekt
  1. habe geähnelt
  2. hast geähnelt
  3. hat geähnelt
  4. haben geähnelt
  5. habt geähnelt
  6. haben geähnelt
1. Konjunktiv [1]
  1. ähnele
  2. ähnelest
  3. ähnele
  4. ähnelen
  5. ähnelet
  6. ähnelen
2. Konjunktiv
  1. ähnelte
  2. ähneltest
  3. ähnelte
  4. ähnelten
  5. ähneltet
  6. ähnelten
Futur 1
  1. werde ähneln
  2. wirst ähneln
  3. wird ähneln
  4. werden ähneln
  5. werdet ähneln
  6. werden ähneln
1. Konjunktiv [2]
  1. würde ähneln
  2. würdest ähneln
  3. würde ähneln
  4. würden ähneln
  5. würdet ähneln
  6. würden ähneln
Diverses
  1. ähnel!
  2. ähnelt!
  3. ähnelen Sie!
  4. geähnelt
  5. ähnelnd
1. ich, 2. du, 3. er/sie/es, 4. wir, 5. ihr, 6. sie/Sie

Vertaal Matrix voor ähneln:

Zelfstandig NaamwoordVerwante vertalingenAndere vertalingen
gelijken Gleichen; Ähneln
lijken Leichen
schijnen Aussehen wie; Glänzen; Scheinen; Schimmer
WerkwoordVerwante vertalingenAndere vertalingen
eruit zien beleuchten; belichten; den Anschein haben; scheinen; ähneln
gelijken gleichen; ähneln
gelijkenis vertonen met gleichen; ähneln
lijken beleuchten; belichten; den Anschein haben; scheinen; ähneln
lijken op gleichen; ähneln
schijnen beleuchten; belichten; den Anschein haben; scheinen; ähneln flimmern; funkeln; glitzern; glänzen; glühen; leuchten; scheinen; schimmern; strahlen
toeschijnen beleuchten; belichten; den Anschein haben; scheinen; ähneln

Synoniemen voor "ähneln":


Wiktionary: ähneln

ähneln
verb
  1. lijken op iets

Cross Translation:
FromToVia
ähneln gelijken; lijken resemble — to be like or similar to something else
ähneln lijken; gelijken; lijken op ressembler — Avoir du rapport, de la conformité avec quelqu’un, avec quelque chose. (Sens général).

Ähneln:

Ähneln [das ~] zelfstandig naamwoord

  1. Ähneln (Gleichen)
    de gelijken
    • gelijken [de ~] zelfstandig naamwoord, mv.

Vertaal Matrix voor Ähneln:

Zelfstandig NaamwoordVerwante vertalingenAndere vertalingen
gelijken Gleichen; Ähneln
WerkwoordVerwante vertalingenAndere vertalingen
gelijken gleichen; ähneln