Duits

Uitgebreide vertaling voor Anpassung (Duits) in het Nederlands

Anpassung:

Anpassung

  1. Anpassung
    aanpassen; de aanpassing
    • aanpassen werkwoord (pas aan, past aan, paste aan, pasten aan, aangepast)
    • aanpassing [de ~ (v)] zelfstandig naamwoord
  2. Anpassung

Vertaal Matrix voor Anpassung:

Zelfstandig NaamwoordVerwante vertalingenAndere vertalingen
aanpassing Anpassung Anpassen; Einrichten; Einstellen; Justierung; Nachstellung; Personalisierung
WerkwoordVerwante vertalingenAndere vertalingen
aanpassen Anpassung akklimatisieren; anpassen; anprobieren; einfügen; herrichten; qualifizieren; sich angewöhnen; sich eingewöhnen; sich gewöhnen
Bijvoeglijk NaamwoordVerwante vertalingenAndere vertalingen
fit behäbig; blühend; finanzstark; fit; gesund; glühend; gutgestellt; gutsituiert; heil; heilsam; hygienisch; in bester Form; inbesterForm; springlebendig; wohlauf; wohlhabend
Not SpecifiedVerwante vertalingenAndere vertalingen
fit Anpassung

Synoniemen voor "Anpassung":


Wiktionary: Anpassung

Anpassung
noun
  1. Vorgang oder Ergebnis des sich Einstellens auf etwas
Anpassung
noun
  1. een verandering in een richting
  2. het zich aanpassen

Cross Translation:
FromToVia
Anpassung aanpassing adaptation — the quality of being adapted
Anpassung bijstelling; aanpassing adjustment — small change
Anpassung aanpassing accommodation — Action de (s’)adapter, (se) conformer
Anpassung aanpassing; bewerking; modificatie; adaptatie ajustage — technol|fr action d’ajuster ensemble les différentes pièces d’un instrument, d’une machine.
Anpassung verandering; verzetting; wijziging; wisseling; keer; omkeer; kentering; verloop; vervorming; transformatie; omvorming; omzetting; hervorming; gedaanteverwisseling; metamorfose; gedaanteverandering; herschepping; aanpassing; bewerking; modificatie; adaptatie transformationaction de transformer.