Overzicht
Duits naar Nederlands:   Meer gegevens...
  1. Flagge:
  2. flaggen:
  3. Wiktionary:


Duits

Uitgebreide vertaling voor Flagge (Duits) in het Nederlands

Flagge:

Flagge [die ~] zelfstandig naamwoord

  1. die Flagge (Fahne; Banner; Standarte; Wimpel)
    de vlag; de banier; de standaard; het vendel; het vaandel; de vaan
    • vlag [de ~] zelfstandig naamwoord
    • banier [de ~] zelfstandig naamwoord
    • standaard [de ~ (m)] zelfstandig naamwoord
    • vendel [het ~] zelfstandig naamwoord
    • vaandel [het ~] zelfstandig naamwoord
    • vaan [de ~] zelfstandig naamwoord
  2. die Flagge (Fähnchen; Fahne; Banner; Standarte; Wimpel)
    het vlaggetje; het vaantje
  3. die Flagge (Wimpel; Banner; Fahne; Fähnchen; Standarte)
    de wimpel
    • wimpel [de ~ (m)] zelfstandig naamwoord
  4. die Flagge
    de vlag
    • vlag [de ~] zelfstandig naamwoord

Vertaal Matrix voor Flagge:

Zelfstandig NaamwoordVerwante vertalingenAndere vertalingen
banier Banner; Fahne; Flagge; Standarte; Wimpel
standaard Banner; Fahne; Flagge; Standarte; Wimpel Norm; Standard; Standarte; Stander; Ständer
vaan Banner; Fahne; Flagge; Standarte; Wimpel
vaandel Banner; Fahne; Flagge; Standarte; Wimpel Banner
vaantje Banner; Fahne; Flagge; Fähnchen; Standarte; Wimpel
vendel Banner; Fahne; Flagge; Standarte; Wimpel
vlag Banner; Fahne; Flagge; Standarte; Wimpel Kennzeichen
vlaggetje Banner; Fahne; Flagge; Fähnchen; Standarte; Wimpel
wimpel Banner; Fahne; Flagge; Fähnchen; Standarte; Wimpel
BijwoordVerwante vertalingenAndere vertalingen
standaard standardmäßig

Synoniemen voor "Flagge":


Wiktionary: Flagge

Flagge
noun
  1. een lap stof met op vaste wijze geschikte kleuren die gevoerd wordt als symbool van een partij of natie

Cross Translation:
FromToVia
Flagge kleur color — standard or banner (colours)
Flagge vlag; vaandel flag — piece of cloth
Flagge banier; veldteken; standaard; vaandel; vendel; wimpel; vaan; dundoek; vlag; kleuren drapeaupièce d’étoffe qu’on attacher à une espèce de lance, de manière qu’elle pouvoir se déployer et flotter au vent, et qui sert à donner un signal, à indiquer un point de ralliement, à distinguer la nation ou le groupement d’individus qui l’[

Flagge vorm van flaggen:

flaggen werkwoord (flagge, flaggst, flaggt, flaggte, flaggtet, geflaggt)

  1. flaggen
    vlaggen; vendelzwaaien
    • vlaggen werkwoord (vlag, vlagt, vlagde, vlagden, gevlagd)
    • vendelzwaaien werkwoord (zwaai vendel, zwaait vendel, zwaaide vendel, zwaaiden vendel, vendel gezwaaid)

Conjugations for flaggen:

Präsens
  1. flagge
  2. flaggst
  3. flaggt
  4. flaggen
  5. flaggt
  6. flaggen
Imperfekt
  1. flaggte
  2. flaggtest
  3. flaggte
  4. flaggten
  5. flaggtet
  6. flaggten
Perfekt
  1. habe geflaggt
  2. hast geflaggt
  3. hat geflaggt
  4. haben geflaggt
  5. habt geflaggt
  6. haben geflaggt
1. Konjunktiv [1]
  1. flagge
  2. flaggest
  3. flagge
  4. flaggen
  5. flagget
  6. flaggen
2. Konjunktiv
  1. flaggte
  2. flaggtest
  3. flaggte
  4. flaggten
  5. flaggtet
  6. flaggten
Futur 1
  1. werde flaggen
  2. wirst flaggen
  3. wird flaggen
  4. werden flaggen
  5. werdet flaggen
  6. werden flaggen
1. Konjunktiv [2]
  1. würde flaggen
  2. würdest flaggen
  3. würde flaggen
  4. würden flaggen
  5. würdet flaggen
  6. würden flaggen
Diverses
  1. flagge!
  2. flaggt!
  3. flaggen Sie!
  4. geflaggt
  5. flaggend
1. ich, 2. du, 3. er/sie/es, 4. wir, 5. ihr, 6. sie/Sie

Vertaal Matrix voor flaggen:

Zelfstandig NaamwoordVerwante vertalingenAndere vertalingen
vendelzwaaien Fahnenschwingen
WerkwoordVerwante vertalingenAndere vertalingen
vendelzwaaien flaggen
vlaggen flaggen