Overzicht
Duits naar Nederlands:   Meer gegevens...
  1. Klammer:
  2. Wiktionary:


Duits

Uitgebreide vertaling voor Klammer (Duits) in het Nederlands

Klammer:

Klammer [die ~] zelfstandig naamwoord

  1. die Klammer (Heftklammer)
    het nietje
    • nietje [het ~] zelfstandig naamwoord
  2. die Klammer (Klemmhefter; Klemme; Klammerhaken)
    de klem; de klemhaak
    • klem [de ~] zelfstandig naamwoord
    • klemhaak [de ~ (m)] zelfstandig naamwoord
  3. die Klammer (Klemmhefter; Klemme; Klammerhaken)
    de kram
    • kram [de ~] zelfstandig naamwoord
  4. die Klammer (Zahnklammer)
    tandheugel
  5. die Klammer (Schließe)
    klamplaag; de klamp
    • klamplaag [znw.] zelfstandig naamwoord
    • klamp [de ~] zelfstandig naamwoord
  6. die Klammer
    het teksthaakje
  7. die Klammer
  8. die Klammer (Klampe)
    bootsklamp

Vertaal Matrix voor Klammer:

Zelfstandig NaamwoordVerwante vertalingenAndere vertalingen
bootsklamp Klammer; Klampe
klamp Klammer; Schließe Falle; Klampe; Klemme; Krampe; Kuhklaue; Milbe
klamplaag Klammer; Schließe
klem Klammer; Klammerhaken; Klemme; Klemmhefter Bolz; Feder; Flaum; Griffel; Keil; Klemme; Nadel; Nagel; Pflock; Spieß; Stift; Zange; Zapfen
klemhaak Klammer; Klammerhaken; Klemme; Klemmhefter
kram Klammer; Klammerhaken; Klemme; Klemmhefter
nietje Heftklammer; Klammer
tandheugel Klammer; Zahnklammer
teksthaakje Klammer
Bijvoeglijk NaamwoordVerwante vertalingenAndere vertalingen
klem festsitzend; verklemmt
Not SpecifiedVerwante vertalingenAndere vertalingen
bracket Klammer

Synoniemen voor "Klammer":


Wiktionary: Klammer

Klammer
noun
  1. een leesteken
  2. een werktuig waarin iets door samendrukken bijeengehouden of vastgezet kan worden

Cross Translation:
FromToVia
Klammer agrafe; haakje; slot; spang agrafe — Sorte de crochet qui passer dans un anneau appeler porte et qui sert à attacher ensemble différentes choses.
Klammer agrafe; haakje; slot; spang; haaksluiting fermoir — Sorte de fermeture, serrure ou ressort s’appliquer à certains objets, tels que livres, colliers, bracelets, médaillons, coffrets, etc.
Klammer haakje; nietje; klamp; kramp parenthèse — incise dans la phrase