Overzicht


Duits

Uitgebreide vertaling voor Quelle (Duits) in het Nederlands

Quelle:

Quelle [die ~] zelfstandig naamwoord

  1. die Quelle (Inspirationsherkunft; Herkunft; Station; )
    de bron; de inspiratiebron
  2. die Quelle (Datenquelle)
    de bron; gegevensbron
  3. die Quelle
    de bron
    • bron [de ~] zelfstandig naamwoord
  4. die Quelle (Quellenanbieter)

Vertaal Matrix voor Quelle:

Zelfstandig NaamwoordVerwante vertalingenAndere vertalingen
bron Abfluß; Absender; Datenquelle; Grube; Herkunft; Inspirationsherkunft; Quelle; Station Brunnen; Flußquelle; Informationsquelle; Ressource; Zisterne
inspiratiebron Abfluß; Absender; Grube; Herkunft; Inspirationsherkunft; Quelle; Station
Not SpecifiedVerwante vertalingenAndere vertalingen
bronvoorziening Quelle; Quellenanbieter
gegevensbron Datenquelle; Quelle Datenquelle

Synoniemen voor "Quelle":


Wiktionary: Quelle

Quelle
noun
  1. Ursprung von etwas Bestimmten
  2. wissenschaftlich auswertbares Primärmaterial
  3. Person, die über direkte Informationen verfügt
  4. Ursprung eines Flusses, fließenden Gewässers; Ort des augenscheinlichen oberirdischen Austritts von Gewässern
Quelle
proper noun
  1. spelwoord voor de letter q
noun
  1. daar waar men informatie vandaan haalt
  2. begin van een waterloop
  3. spelwoord voor de letter q

Cross Translation:
FromToVia
Quelle oorsprong origin — source of a river, information, goods, etc.
Quelle referentie reference — academic writing: source
Quelle wortel root — primary source
Quelle bron source — person, place or thing from which something comes or is acquired
Quelle bron source — reporter's informant
Quelle bron; wel spring — water source
Quelle bron; wel well — spring
Quelle bron; wel; welput source — Endroit d’où sort l’eau

Quelle vorm van quellen:

quellen werkwoord (quelle, quellst, quellt, quellte, quelltet, gequellt)

  1. quellen (einweichen; aufweichen)
    ontharden; week maken; verweken; zachtmaken; in de week zetten
    • ontharden werkwoord (onthard, onthardt, onthardde, onthardden, onthard)
    • week maken werkwoord
    • verweken werkwoord (verweek, verweekt, verweekte, verweekten, verweekt)
    • zachtmaken werkwoord (maak zacht, maakt zacht, maakte zacht, maakten zacht, zacht gemaakt)
    • in de week zetten werkwoord
    weken
    – in water zetten om week te laten worden of om vuil los te maken 1
    • weken werkwoord (week, weekt, weekte, weekten, geweekt)
      • deze spijkerbroeken moet ik eerst weken met Biotex1
  2. quellen (sprudeln)
    borrelen; wellen
    • borrelen werkwoord (borrel, borrelt, borrelde, borrelden, geborreld)
    • wellen werkwoord (wel, welt, welde, welden, geweld)
  3. quellen (im Kopf aufkommen; sprudeln; herausquellen; )
    opwellen; in het hoofd opkomen

Conjugations for quellen:

Präsens
  1. quelle
  2. quellst
  3. quellt
  4. quellen
  5. quellt
  6. quellen
Imperfekt
  1. quellte
  2. quelltest
  3. quellte
  4. quellten
  5. quelltet
  6. quellten
Perfekt
  1. habe gequellt
  2. hast gequellt
  3. hat gequellt
  4. haben gequellt
  5. habt gequellt
  6. haben gequellt
1. Konjunktiv [1]
  1. quelle
  2. quellest
  3. quelle
  4. quellen
  5. quellet
  6. quellen
2. Konjunktiv
  1. quellte
  2. quelltest
  3. quellte
  4. quellten
  5. quelltet
  6. quellten
Futur 1
  1. werde quellen
  2. wirst quellen
  3. wird quellen
  4. werden quellen
  5. werdet quellen
  6. werden quellen
1. Konjunktiv [2]
  1. würde quellen
  2. würdest quellen
  3. würde quellen
  4. würden quellen
  5. würdet quellen
  6. würden quellen
Diverses
  1. quell!
  2. quellt!
  3. quellen Sie!
  4. gequellt
  5. quellend
1. ich, 2. du, 3. er/sie/es, 4. wir, 5. ihr, 6. sie/Sie

Vertaal Matrix voor quellen:

Zelfstandig NaamwoordVerwante vertalingenAndere vertalingen
borrelen Brausen; Sprudeln; Stunde in der man Schnaps trinkt; Trinken; einen Schnaps zu sich nehmen
opwellen Aufwallen
weken Einweichen; Weichen
WerkwoordVerwante vertalingenAndere vertalingen
borrelen quellen; sprudeln Schnapstrinken; saufen; sich besaufen
in de week zetten aufweichen; einweichen; quellen
in het hoofd opkomen aufbrodeln; aufsprudeln; herausquellen; heraussprudeln; im Kopf aufkommen; quellen; sprudeln
ontharden aufweichen; einweichen; quellen aufweichen; einweichen; enthärten; erweichen; weich werden
opwellen aufbrodeln; aufsprudeln; herausquellen; heraussprudeln; im Kopf aufkommen; quellen; sprudeln aufsprudeln; hervorquellen; hervorsprudeln
verweken aufweichen; einweichen; quellen aufweichen; einweichen; enthärten; erweichen; weich werden
week maken aufweichen; einweichen; quellen
weken aufweichen; einweichen; quellen
wellen quellen; sprudeln
zachtmaken aufweichen; einweichen; quellen aufweichen; einweichen; enthärten; erweichen; weich werden

Synoniemen voor "quellen":


Wiktionary: quellen

quellen
verb
  1. het doorsijpelen van water onder een dijklichaam door

Cross Translation:
FromToVia
quellen vloeien; opwellen well — to issue forth