Overzicht
Duits naar Nederlands:   Meer gegevens...
  1. Vollmacht:
  2. Wiktionary:


Duits

Uitgebreide vertaling voor Vollmacht (Duits) in het Nederlands

Vollmacht:

Vollmacht [die ~] zelfstandig naamwoord

  1. die Vollmacht (Ermächtigung; Bevollmächtigung; Autorisation)
    de autorisatie; de machtiging; de volmacht; de toestemming; het fiat
  2. die Vollmacht (Mandat; Ermächtigung; Prokura; )
    het mandaat; de volmacht; de vergunning; de procuratie; de licentie
  3. die Vollmacht (Mandat; Auftrag)
    het mandaat; de lastgeving
  4. die Vollmacht
    de volmacht

Vertaal Matrix voor Vollmacht:

Zelfstandig NaamwoordVerwante vertalingenAndere vertalingen
autorisatie Autorisation; Bevollmächtigung; Ermächtigung; Vollmacht Autorisation; Autorisierung; Bevollmächtigung; Ermächtigung
fiat Autorisation; Bevollmächtigung; Ermächtigung; Vollmacht Autorisation; Bevollmächtigung; Bewilligung; Erlaubnis; Ermächtigung; Genehmigung; Permission
lastgeving Auftrag; Mandat; Vollmacht Auftrag; Autorisation; Bevollmächtigung; Dienstbefehle
licentie Autorisation; Bevollmächtigung; Ermächtigung; Mandat; Prokura; Vollmacht; Zahlungsanweisung Bewilligung; Diplom; Erlaubnis; Genehmigung; Lizenz; Patentlizenz; Schankkonzession; Zulassung
machtiging Autorisation; Bevollmächtigung; Ermächtigung; Vollmacht Autorisation; Berechtigung; Bevollmächtigung; Ermächtigung
mandaat Auftrag; Autorisation; Bevollmächtigung; Ermächtigung; Mandat; Prokura; Vollmacht; Zahlungsanweisung Auftrag; Dienstbefehle; Vollmachten; Wahlmandat
procuratie Autorisation; Bevollmächtigung; Ermächtigung; Mandat; Prokura; Vollmacht; Zahlungsanweisung
toestemming Autorisation; Bevollmächtigung; Ermächtigung; Vollmacht Autorisation; Bevollmächtigung; Bewilligung; Einverständnis; Erlaubnis; Ermächtigung; Genehmigung; Permission; Vereinbarung; Zustimmung
vergunning Autorisation; Bevollmächtigung; Ermächtigung; Mandat; Prokura; Vollmacht; Zahlungsanweisung Bewilligung; Erlaubnis; Genehmigung; Lizensrecht; Lizenz; Schankkonzession; Zulassung
volmacht Autorisation; Bevollmächtigung; Ermächtigung; Mandat; Prokura; Vollmacht; Zahlungsanweisung Autorisation; Bevollmächtigung

Synoniemen voor "Vollmacht":


Wiktionary: Vollmacht

Vollmacht
noun
  1. Schriftstück mit dem Inhalt von [1]
  2. Recht: rechtsgeschäftlich erteilte Vertretungsmacht, also Auftrag oder Erlaubnis für eine Person, als Vertreter im Namen einer anderen Person zu handeln oder Entscheidungen zu treffen

Cross Translation:
FromToVia
Vollmacht gevolmachtigde proxy — authority to act for another, especially when written

Verwante vertalingen van Vollmacht