Overzicht


Duits

Uitgebreide vertaling voor Vorhaben (Duits) in het Nederlands

vorhaben:

vorhaben werkwoord (habe vor, hast vor, hat vor, hatte vor, hattet vor, vorgehabt)

  1. vorhaben (geplannt haben)
    voorhebben; van plan zijn
    • voorhebben werkwoord (heb voor, hebt voor, had voor, hadden voor, voorgehad)
    • van plan zijn werkwoord (ben van plan, bent van plan, was van plan, waren van plan, van plan geweest)
  2. vorhaben (im Sinn haben; etwas vorhaben; die Absicht haben)

Conjugations for vorhaben:

Präsens
  1. habe vor
  2. hast vor
  3. hat vor
  4. haben vor
  5. habt vor
  6. haben vor
Imperfekt
  1. hatte vor
  2. hattest vor
  3. hatte vor
  4. hatten vor
  5. hattet vor
  6. hatten vor
Perfekt
  1. habe vorgehabt
  2. hast vorgehabt
  3. hat vorgehabt
  4. haben vorgehabt
  5. habt vorgehabt
  6. haben vorgehabt
1. Konjunktiv [1]
  1. habe vor
  2. habest vor
  3. habe vor
  4. haben vor
  5. habet vor
  6. haben vor
2. Konjunktiv
  1. hätte vor
  2. hättest vor
  3. hätte vor
  4. hätten vor
  5. hättet vor
  6. hätten vor
Futur 1
  1. werde vorhaben
  2. wirst vorhaben
  3. wird vorhaben
  4. werden vorhaben
  5. werdet vorhaben
  6. werden vorhaben
1. Konjunktiv [2]
  1. würde vorhaben
  2. würdest vorhaben
  3. würde vorhaben
  4. würden vorhaben
  5. würdet vorhaben
  6. würden vorhaben
Diverses
  1. hab vor!
  2. habt vor!
  3. haben Sie vor!
  4. vorgehabt
  5. verhabend
1. ich, 2. du, 3. er/sie/es, 4. wir, 5. ihr, 6. sie/Sie

Vertaal Matrix voor vorhaben:

WerkwoordVerwante vertalingenAndere vertalingen
van plan zijn geplannt haben; vorhaben auffassen; aufnehmen; auslegen; betrachten; deuten; interpretieren
voorhebben geplannt haben; vorhaben
zijn zinnen zetten op die Absicht haben; etwas vorhaben; im Sinn haben; vorhaben

Synoniemen voor "vorhaben":


Wiktionary: vorhaben


Cross Translation:
FromToVia
vorhaben van plan zijn; plannen plan — to intend
vorhaben calculeren; rekenen; berekenen; tellen; uitrekenen compterdéterminer (une quantité, un nombre), plus particulièrement par un dénombrement, sinon par un calcul.

Vorhaben:

Vorhaben [das ~] zelfstandig naamwoord

  1. Vorhaben (Vorsatz; Plan; Absicht; Entschluß)
    het voornemen; de plan; de opzet
    • voornemen [het ~] zelfstandig naamwoord
    • plan [de ~] zelfstandig naamwoord
    • opzet [de ~ (m)] zelfstandig naamwoord
  2. Vorhaben (Niveau; Stufe; Plan; )
    het niveau; de plan; de laag; het peil; de stand
    • niveau [het ~] zelfstandig naamwoord
    • plan [de ~] zelfstandig naamwoord
    • laag [de ~] zelfstandig naamwoord
    • peil [het ~] zelfstandig naamwoord
    • stand [de ~ (m)] zelfstandig naamwoord

Vertaal Matrix voor Vorhaben:

Zelfstandig NaamwoordVerwante vertalingenAndere vertalingen
laag Abriß; Ebene; Entwurf; Entwürfe; Etage; Gradation; Höhe; Idee; Konzept; Kriterium; Maßstab; Niveau; Plan; Projekt; Skala; Stock; Stockwerk; Stufe; Vorhaben; Vorsatz Belag; Ebene; Schicht; Staffel; Staffelstellung
niveau Abriß; Ebene; Entwurf; Entwürfe; Etage; Gradation; Höhe; Idee; Konzept; Kriterium; Maßstab; Niveau; Plan; Projekt; Skala; Stock; Stockwerk; Stufe; Vorhaben; Vorsatz Dimensionsebene; Ebene; Ehre; Grad; Gradation; Name; Niveau; Rang; Ruf; Stellung
opzet Absicht; Entschluß; Plan; Vorhaben; Vorsatz Planung
peil Abriß; Ebene; Entwurf; Entwürfe; Etage; Gradation; Höhe; Idee; Konzept; Kriterium; Maßstab; Niveau; Plan; Projekt; Skala; Stock; Stockwerk; Stufe; Vorhaben; Vorsatz Grad; Gradation; Niveau; Rang; Stellung
plan Abriß; Absicht; Ebene; Entschluß; Entwurf; Entwürfe; Etage; Gradation; Höhe; Idee; Konzept; Kriterium; Maßstab; Niveau; Plan; Projekt; Skala; Stock; Stockwerk; Stufe; Vorhaben; Vorsatz Aktienkurs; Kurs; Notiz; Plan; Planung; Projekt
stand Abriß; Ebene; Entwurf; Entwürfe; Etage; Gradation; Höhe; Idee; Konzept; Kriterium; Maßstab; Niveau; Plan; Projekt; Skala; Stock; Stockwerk; Stufe; Vorhaben; Vorsatz Ausstellungsstand; Bude; Gesellschaftsschicht; Haltung; Klasse; Körperhaltung; Position; Postur; Rang; Rangordnung; Schicht; Stand; Verkaufsbude
voornemen Absicht; Entschluß; Plan; Vorhaben; Vorsatz Absicht; Endzweck; Intention; Vorsatz; Ziel; Zweck
WerkwoordVerwante vertalingenAndere vertalingen
voornemen beabsichtigen; vornehmen
Bijvoeglijk NaamwoordVerwante vertalingenAndere vertalingen
laag alltäglich; banal; dürftig; einfach; falsch; fühllos; gehässig; gemein; gering; gängig; heimtückisch; hinterhältig; hinterlistig; kleinlich; landläufig; mies; niederträchtig; niedrig; nierderträchtig; platt; schamlos; schmählich; schofel; schuftig; schwach; schweinisch; schäbig; schändlich; tief; trivial; tückisch; verrucht; verächtlich; von niedrigem Niveau; winzig
Not SpecifiedVerwante vertalingenAndere vertalingen
plan Plan

Synoniemen voor "Vorhaben":


Verwante vertalingen van Vorhaben