Duits

Uitgebreide vertaling voor Wende (Duits) in het Nederlands

Wende:

Wende [die ~] zelfstandig naamwoord

  1. die Wende (Kenterung; Trendwende; Änderung; )
    de omslag; de ommekeer; de ombuiging; de keer; de omkeer; de ommezwaai; de kentering
    • omslag [de ~ (m)] zelfstandig naamwoord
    • ommekeer [de ~ (m)] zelfstandig naamwoord
    • ombuiging [de ~ (v)] zelfstandig naamwoord
    • keer [de ~ (m)] zelfstandig naamwoord
    • omkeer [de ~ (m)] zelfstandig naamwoord
    • ommezwaai [de ~ (m)] zelfstandig naamwoord
    • kentering [de ~ (v)] zelfstandig naamwoord
  2. die Wende (Veränderung; Abänderung; Mutation; )
    de wijziging; de keer; de verandering; de ombuiging
    • wijziging [de ~ (v)] zelfstandig naamwoord
    • keer [de ~ (m)] zelfstandig naamwoord
    • verandering [de ~ (v)] zelfstandig naamwoord
    • ombuiging [de ~ (v)] zelfstandig naamwoord
  3. die Wende (Umwerfen; Wandlung; Revolution)
    de revolutie; de omverwerping
  4. die Wende (Notzustand; Not; Elend; )
    de nood; de noodtoestand
    • nood [de ~ (m)] zelfstandig naamwoord
    • noodtoestand [de ~ (m)] zelfstandig naamwoord
  5. die Wende (Wendung; Umbruch; Umschwung; )
    de verandering; de ommezwaai; de ommekeer; de kentering
  6. die Wende (Umschwung; Wendung)
    de omslag; de ommekeer; totale verandering
  7. die Wende (Drehung; Wendung)
    de zwenking
    • zwenking [de ~ (v)] zelfstandig naamwoord

Vertaal Matrix voor Wende:

Zelfstandig NaamwoordVerwante vertalingenAndere vertalingen
keer Abwandlung; Abänderung; Kenterung; Mutation; Trendwende; Umbiegen; Umbruch; Umgestaltung; Umkehr; Umschlag; Umschlagen; Umschwung; Veränderung; Wandel; Wandlung; Wechsel; Wende; Wendung; Änderung Drehung; Mal; Wendepunkt
kentering Abwandlung; Abänderung; Kenterung; Revolution; Schwenkung; Trendwende; Umbiegen; Umbruch; Umdrehung; Umgestaltung; Umkehr; Umschlag; Umschlagen; Umschwung; Veränderung; Wandel; Wandlung; Wechsel; Wende; Wendung; Änderung
nood Alarm; Armut; Elend; Hilfsbedürftigkeit; Jammer; Not; Notzustand; Wende; Wendepunkt Armut; Bedürftigkeit; Belästigung; Druck; Elend; Heimsuchung; Hilfebedürftigkeit; Hilfsbedürftigkeit; Katastrophe; Mißgeschick; Not; Prüfung; Qual; Quälung; Rückschläge; Schicksalsschlag; Schicksalsschläge; Seuche; Unglück; Ärmlichkeit
noodtoestand Alarm; Armut; Elend; Hilfsbedürftigkeit; Jammer; Not; Notzustand; Wende; Wendepunkt Notstand
ombuiging Abwandlung; Abänderung; Kenterung; Mutation; Trendwende; Umbiegen; Umbruch; Umgestaltung; Umkehr; Umschlag; Umschlagen; Umschwung; Veränderung; Wandel; Wandlung; Wechsel; Wende; Wendung; Änderung
omkeer Abwandlung; Abänderung; Kenterung; Trendwende; Umbiegen; Umbruch; Umgestaltung; Umkehr; Umschlag; Umschlagen; Umschwung; Veränderung; Wandel; Wandlung; Wechsel; Wende; Wendung; Änderung Abwechsellung; Abänderung; Metamorphose; Transformation; Umstellung; Umwandlung; Verwandlung; Veränderung; Wandlung; Wechsel
ommekeer Abwandlung; Abänderung; Kenterung; Revolution; Schwenkung; Trendwende; Umbiegen; Umbruch; Umdrehung; Umgestaltung; Umkehr; Umschlag; Umschlagen; Umschwung; Veränderung; Wandel; Wandlung; Wechsel; Wende; Wendung; Änderung Biegung; Drehung; Kurve; Revolution; Rotation; Schwenkung; Schwung; Torsion; Umsturz; Wendung
ommezwaai Abwandlung; Abänderung; Kenterung; Revolution; Schwenkung; Trendwende; Umbiegen; Umbruch; Umdrehung; Umgestaltung; Umkehr; Umschlag; Umschlagen; Umschwung; Veränderung; Wandel; Wandlung; Wechsel; Wende; Wendung; Änderung
omslag Abwandlung; Abänderung; Kenterung; Trendwende; Umbiegen; Umbruch; Umgestaltung; Umkehr; Umschlag; Umschlagen; Umschwung; Veränderung; Wandel; Wandlung; Wechsel; Wende; Wendung; Änderung Buchumschlag; Einband; Einschlag; Kuvert; Schutzumschlag; Umschlag
omverwerping Revolution; Umwerfen; Wandlung; Wende
revolutie Revolution; Umwerfen; Wandlung; Wende Biegung; Drehung; Kurve; Revolution; Rotation; Schwenkung; Schwung; Torsion; Umsturz; Wendung; politische Revolution
totale verandering Umschwung; Wende; Wendung Biegung; Drehung; Kurve; Revolution; Rotation; Schwenkung; Schwung; Torsion; Umsturz; Wendung
verandering Abänderung; Kenterung; Mutation; Revolution; Schwenkung; Umbruch; Umdrehung; Umgestaltung; Umkehr; Umschwung; Veränderung; Wandel; Wandlung; Wechsel; Wende; Wendung Abwandlung; Abwechsellung; Abwechslung; Abänderung; Metamorphose; Mutation; Transformation; Umstellung; Umwandlung; Variation; Verwandlung; Veränderung; Wandlung; Wechsel
wijziging Abänderung; Mutation; Umbruch; Umgestaltung; Umschwung; Veränderung; Wandel; Wandlung; Wechsel; Wende; Wendung Abwandlung; Abwechsellung; Abänderung; Amendement; Metamorphose; Modification; Mutation; Transformation; Umgestaltung; Umstellung; Umwandlung; Verwandlung; Veränderung; Wandlung; Wechsel
zwenking Drehung; Wende; Wendung

Synoniemen voor "Wende":


Wiktionary: Wende

Wende
noun
  1. Geschichte: historische Veränderung zu einem neuen Abschnitt
  2. Geschichte, Gesellschaft: einschneidende Veränderung, Umbruch
Wende
noun
  1. iets dat totaal anders is geworden

Wende vorm van wenden:

wenden werkwoord (wende, wendest, wendet, wendete, wendetet, gewendet)

  1. wenden (umdrehen; schwenken; sich drehen; )
    draaien; wenden; zwenken
    • draaien werkwoord (draai, draait, draaide, draaiden, gedraaid)
    • wenden werkwoord (wend, wendt, wendde, wendden, gewend)
    • zwenken werkwoord (zwenk, zwenkt, zwenkte, zwenkten, gezwenkt)
  2. wenden (drehen; schwenken; umdrehen; herumdrehen)
    draaien; wenden; keren
    • draaien werkwoord (draai, draait, draaide, draaiden, gedraaid)
    • wenden werkwoord (wend, wendt, wendde, wendden, gewend)
    • keren werkwoord (keer, keert, keerde, keerden, gekeerd)
  3. wenden (umdrehen; kehren; drehen; )
    keren; draaien; omdraaien; wenden
    • keren werkwoord (keer, keert, keerde, keerden, gekeerd)
    • draaien werkwoord (draai, draait, draaide, draaiden, gedraaid)
    • omdraaien werkwoord (draai om, draait om, draaide om, draaiden om, omgedraaid)
    • wenden werkwoord (wend, wendt, wendde, wendden, gewend)
  4. wenden (über Stag gehen; reihen; drehen; )
    overstag gaan
    • overstag gaan werkwoord (ga overstag, gaat overstag, ging overstag, gingen overstag, overstag gegaan)

Conjugations for wenden:

Präsens
  1. wende
  2. wendest
  3. wendet
  4. wenden
  5. wendet
  6. wenden
Imperfekt
  1. wendete
  2. wendetest
  3. wendete
  4. wendeten
  5. wendetet
  6. wendeten
Perfekt
  1. habe gewendet
  2. hast gewendet
  3. hat gewendet
  4. haben gewendet
  5. habt gewendet
  6. haben gewendet
1. Konjunktiv [1]
  1. wende
  2. wendest
  3. wende
  4. wenden
  5. wendet
  6. wenden
2. Konjunktiv
  1. wendete
  2. wendetest
  3. wendete
  4. wendeten
  5. wendetet
  6. wendeten
Futur 1
  1. werde wenden
  2. wirst wenden
  3. wird wenden
  4. werden wenden
  5. werdet wenden
  6. werden wenden
1. Konjunktiv [2]
  1. würde wenden
  2. würdest wenden
  3. würde wenden
  4. würden wenden
  5. würdet wenden
  6. würden wenden
Diverses
  1. wend!
  2. wendet!
  3. wenden Sie!
  4. gewendet
  5. wendend
1. ich, 2. du, 3. er/sie/es, 4. wir, 5. ihr, 6. sie/Sie

Vertaal Matrix voor wenden:

Zelfstandig NaamwoordVerwante vertalingenAndere vertalingen
draaien Drehen
zwenken Drehen
WerkwoordVerwante vertalingenAndere vertalingen
draaien drehen; eindrehen; herumdrehen; kehren; kreiseln; schwenken; sich drehen; umdrehen; umkehren; wenden Zweifingerdrehung; ausreden; drechseln; drehen; herumdrehen; herumschwenken; herumwirbeln; heucheln; kehren; kreiseln; kugeln; mit dem Kreisel spielen; quirlen; rieseln; rollen; rotieren; schwenken; sich drehen; sich herum drehen; sich wälzen; sichdrehen; strudeln; stöbern; säuseln; transformieren; umdrehen; umkehren; umwenden; verdrehen; winden; wirbeln
keren drehen; eindrehen; herumdrehen; kehren; kreiseln; schwenken; umdrehen; wenden kehren; umdrehen; umkehren
omdraaien drehen; eindrehen; herumdrehen; kehren; kreiseln; schwenken; umdrehen; wenden
overstag gaan drehen; kehren; lenken; reihen; schnüren; seineMeinungändern; wenden; über Stag gehen
wenden drehen; eindrehen; herumdrehen; kehren; kreiseln; schwenken; sich drehen; umdrehen; umkehren; wenden
zwenken herumdrehen; kehren; schwenken; sich drehen; umdrehen; umkehren; wenden abdrehen; abschwenken; ausweichen; schlingern; schwenken; zur Seite gehen

Synoniemen voor "wenden":


Wiktionary: wenden

wenden
adverb
  1. overstag gaan

Cross Translation:
FromToVia
wenden overstag gaan tack — nautical: to turn the bow through the wind
wenden draaien turn — change the direction or orientation of (something)
wenden zich keren tegen turn — rebel
wenden draaien; keren; omdraaien; ronddraaien; wenden; wentelen; zwenken; retourneren; terugbezorgen; terugsturen; terugwijzen; heruitzenden; mengen; mixen; temperen; vermengen; verwarren; wassen; omkeren retourneraller de nouveau en un lieu.
wenden aandoen; aandraaien; aansteken; schakelen; inschakelen tourner — Traductions à trier suivant le sens



Nederlands

Uitgebreide vertaling voor Wende (Nederlands) in het Duits

Wende vorm van wennen:

wennen werkwoord (wen, went, wende, wenden, gewend)

  1. wennen (gewendraken; aanpassen; aarden)
    sich gewöhnen; sich angewöhnen; akklimatisieren; sich eingewöhnen
  2. wennen (acclimatiseren)
    sich gewöhnen; akklimatisieren
    • sich gewöhnen werkwoord (gewöhne mich, gewöhnst dich, gewöhnt sich, gewöhnte sich, gewöhntet euch, sich gewöhnt)
    • akklimatisieren werkwoord (akklimatisiere, akklimatisierst, akklimatisiert, akklimatisierte, akklimatisiertet, akklimatisiert)

Conjugations for wennen:

o.t.t.
  1. wen
  2. went
  3. went
  4. wennen
  5. wennen
  6. wennen
o.v.t.
  1. wende
  2. wende
  3. wende
  4. wenden
  5. wenden
  6. wenden
v.t.t.
  1. heb gewend
  2. hebt gewend
  3. heeft gewend
  4. hebben gewend
  5. hebben gewend
  6. hebben gewend
v.v.t.
  1. had gewend
  2. had gewend
  3. had gewend
  4. hadden gewend
  5. hadden gewend
  6. hadden gewend
o.t.t.t.
  1. zal wennen
  2. zult wennen
  3. zal wennen
  4. zullen wennen
  5. zullen wennen
  6. zullen wennen
o.v.t.t.
  1. zou wennen
  2. zou wennen
  3. zou wennen
  4. zouden wennen
  5. zouden wennen
  6. zouden wennen
diversen
  1. wen !
  2. went !
  3. gewend
  4. wennend
1. ik, 2. je/jij, 3. hij/zij/het, 4. we. 5. jullie, 6. zij/ze

Vertaal Matrix voor wennen:

WerkwoordVerwante vertalingenAndere vertalingen
akklimatisieren aanpassen; aarden; acclimatiseren; gewendraken; wennen
sich angewöhnen aanpassen; aarden; gewendraken; wennen aanwennen; eigenmaken; gewend raken; leren
sich eingewöhnen aanpassen; aarden; gewendraken; wennen
sich gewöhnen aanpassen; aarden; acclimatiseren; gewendraken; wennen

Verwante definities voor "wennen":

  1. het gewoon gaan vinden1
    • ik ben helemaal gewend aan dat lawaai1

Wiktionary: wennen

wennen
verb
  1. gewoon worden, vertrouwd raken

Cross Translation:
FromToVia
wennen gewöhnen; angewöhnen accoutumer — Amener à prendre une habitude
wennen gewöhnen; angewöhnen habituer — Faire prendre l’habitude ou une habitude.