Home ->Woordenboeken ->Duits/Nederlands ->Zoek: Wetter

Duitse en Nederlandse zoekresultaten voor: Wetter

Overzicht

Duits naar Nederlands: Meer gegevens...

Wetter:
- weer
- weer; weersomstandigheden; klimaat; weersgesteldheid
Wiktionary:
- Wetter → weer
- Wetter → weer

Duits

Uitgebreide vertaling voor Wetter (Duits) in het Nederlands

Wetter:

Wetter

Wetter
weer
- weer

Wetter [das ~] zelfstandig naamwoord

Wetter (Wetterlage; Klima; Wetterverhältnisse; Witterung; Witterungsverhältnisse)
de weer; de weersomstandigheden; het klimaat; de weersgesteldheid
- weer [de ~ (m)] zelfstandig naamwoord
- weersomstandigheden [de ~] zelfstandig naamwoord, mv.
- klimaat [het ~] zelfstandig naamwoord
- weersgesteldheid [de ~ (v)] zelfstandig naamwoord

Vertaal Matrix voor Wetter:

Zelfstandig Naamwoord	Verwante vertalingen	Andere vertalingen
klimaat	Klima; Wetter; Wetterlage; Wetterverhältnisse; Witterung; Witterungsverhältnisse	Klima
weer	Klima; Wetter; Wetterlage; Wetterverhältnisse; Witterung; Witterungsverhältnisse
weersgesteldheid	Klima; Wetter; Wetterlage; Wetterverhältnisse; Witterung; Witterungsverhältnisse
weersomstandigheden	Klima; Wetter; Wetterlage; Wetterverhältnisse; Witterung; Witterungsverhältnisse
Bijwoord	Verwante vertalingen	Andere vertalingen
weer		abermals; auf's Neue; entgegengesetzt; gegensätzlich; noch einmeal; nochmals; wieder; wieder zurück; wiederum
Over	Verwante vertalingen	Andere vertalingen
weer	Wetter

Synoniemen voor "Wetter":

Klima; Wetterlage; Witterung; Naturereignis; Naturerscheinung; Naturphänomen

Wiktionary: Wetter

Wetter

noun

Bezeichnet den aktuellen Zustand des Klimas.
- Wetter → weer

Wetter

noun

de atmosferische omstandigheden
- weer → Wetter

Cross Translation:

From	To	Via
• Wetter	→ weer	↔ weather — state of the atmosphere
• Wetter	→ weer	↔ temps — Disposition de l’air, état de l’atmosphère

Verwante vertalingen van Wetter

Nederlands

Uitgebreide vertaling voor Wetter (Nederlands) in het Duits

Wetter: ^{(*Woord en zin splitter gebruikt)}

wet: Verfügung; Gesetz; Ordnung; Bestimmung; Anordnung; Verordnung; Vorschrift; Regelung; Gebot; Satzung; Richtlinie; Statut; Reglement; Dienstordnung
ter: zum; zur; bei; nächst; via
wetten: Gesetze; schleifen; schärfen; wetzen; abschleifen