Home ->Woordenboeken ->Duits/Nederlands ->Zoek: abmagern

Duitse en Nederlandse zoekresultaten voor: abmagern

Overzicht

Duits naar Nederlands: Meer gegevens...

abmagern:
- afvallen; vermageren
Abmagern:
- vermageren; afvallen; uitmergelen; afslanken; vermagering
Wiktionary:
- abmagern → vermageren

Duits

Uitgebreide vertaling voor abmagern (Duits) in het Nederlands

abmagern:

abmagern werkwoord (magere ab, magerst ab, magert ab, magerte ab, magertet ab, abgemagert)

abmagern
afvallen; vermageren
- afvallen werkwoord (val af, valt af, viel af, vielen af, afgevallen)
- vermageren werkwoord (vermager, vermagert, vermagerde, vermagerden, vermagerd)

Conjugations for abmagern:

Präsens

magere ab
magerst ab
magert ab
mageren ab
magert ab
mageren ab

Imperfekt

magerte ab
magertest ab
magerte ab
magerten ab
magertet ab
magerten ab

Perfekt

habe abgemagert
hast abgemagert
hat abgemagert
haben abgemagert
habt abgemagert
haben abgemagert

1. Konjunktiv [1]

magere ab
magerest ab
magere ab
mageren ab
mageret ab
mageren ab

2. Konjunktiv

magerte ab
magertest ab
magerte ab
magerten ab
magertet ab
magerten ab

Futur 1

werde abmagern
wirst abmagern
wird abmagern
werden abmagern
werdet abmagern
werden abmagern

1. Konjunktiv [2]

würde abmagern
würdest abmagern
würde abmagern
würden abmagern
würdet abmagern
würden abmagern

Diverses

mager ab!
magert ab!
mageren Sie ab!
abgemagert
abmagernd

1. ich, 2. du, 3. er/sie/es, 4. wir, 5. ihr, 6. sie/Sie

Vertaal Matrix voor abmagern:

Zelfstandig Naamwoord	Verwante vertalingen	Andere vertalingen
afvallen		Abmagern; Abmagerung
vermageren		Abmagern; Abmagerung
Werkwoord	Verwante vertalingen	Andere vertalingen
afvallen	abmagern	abfallen; abhängen; abkoppeln; abtrennen; ausfallen; ausscheiden; entkoppeln; enttäuschen; ernüchtern; frustrieren; loshaken; loskoppeln
vermageren	abmagern

Synoniemen voor "abmagern":

ausmergeln
abzehren; auszehren

Wiktionary: abmagern

abmagern

verb

aan lichaamsgewicht verliezen
- vermageren → abnehmen; abmagern

Abmagern:

Abmagern [das ~] zelfstandig naamwoord

Abmagern (Abmagerung)
vermageren; het afvallen; uitmergelen; afslanken; de vermagering
- vermageren [znw.] zelfstandig naamwoord
- afvallen [het ~] zelfstandig naamwoord
- uitmergelen [znw.] zelfstandig naamwoord
- afslanken [znw.] zelfstandig naamwoord
- vermagering [de ~ (v)] zelfstandig naamwoord

Vertaal Matrix voor Abmagern:

Zelfstandig Naamwoord	Verwante vertalingen	Andere vertalingen
afslanken	Abmagern; Abmagerung
afvallen	Abmagern; Abmagerung
uitmergelen	Abmagern; Abmagerung
vermageren	Abmagern; Abmagerung
vermagering	Abmagern; Abmagerung
Werkwoord	Verwante vertalingen	Andere vertalingen
afslanken		abnehmen; hungern; schlank werden
afvallen		abfallen; abhängen; abkoppeln; abmagern; abtrennen; ausfallen; ausscheiden; entkoppeln; enttäuschen; ernüchtern; frustrieren; loshaken; loskoppeln
vermageren		abmagern