Duits

Uitgebreide vertaling voor addieren (Duits) in het Nederlands

addieren:

addieren werkwoord (addiere, addierst, addiert, addierte, addiertet, addiert)

  1. addieren (aufzählen; hinzufügen; zusammenzählen; )
    optellen; bijtellen; erbij tellen; bijrekenen
    • optellen werkwoord (tel op, telt op, telde op, telden op, opgeteld)
    • bijtellen werkwoord (tel bij, telt bij, telde bij, telden bij, bijgeteld)
    • erbij tellen werkwoord (tel erbij, telt erbij, telde erbij, telden erbij, erbij geteld)
    • bijrekenen werkwoord (reken bij, rekent bij, rekende bij, rekenden bij, bijgerekend)

Conjugations for addieren:

Präsens
  1. addiere
  2. addierst
  3. addiert
  4. addieren
  5. addiert
  6. addieren
Imperfekt
  1. addierte
  2. addiertest
  3. addierte
  4. addierten
  5. addiertet
  6. addierten
Perfekt
  1. habe addiert
  2. hast addiert
  3. hat addiert
  4. haben addiert
  5. habt addiert
  6. haben addiert
1. Konjunktiv [1]
  1. addiere
  2. addierest
  3. addiere
  4. addieren
  5. addieret
  6. addieren
2. Konjunktiv
  1. addierte
  2. addiertest
  3. addierte
  4. addierten
  5. addiertet
  6. addierten
Futur 1
  1. werde addieren
  2. wirst addieren
  3. wird addieren
  4. werden addieren
  5. werdet addieren
  6. werden addieren
1. Konjunktiv [2]
  1. würde addieren
  2. würdest addieren
  3. würde addieren
  4. würden addieren
  5. würdet addieren
  6. würden addieren
Diverses
  1. addier!
  2. addiert!
  3. addieren Sie!
  4. addiert
  5. addierend
1. ich, 2. du, 3. er/sie/es, 4. wir, 5. ihr, 6. sie/Sie

Vertaal Matrix voor addieren:

WerkwoordVerwante vertalingenAndere vertalingen
bijrekenen addieren; anfügen; aufzählen; beifügen; beigeben; beilegen; hinzufügen; hinzuzählen; zurechnen; zusammenzählen
bijtellen addieren; anfügen; aufzählen; beifügen; beigeben; beilegen; hinzufügen; hinzuzählen; zurechnen; zusammenzählen
erbij tellen addieren; anfügen; aufzählen; beifügen; beigeben; beilegen; hinzufügen; hinzuzählen; zurechnen; zusammenzählen beifügen; hinzufügen; hinzuzählen; mitrechnen; mitzählen
optellen addieren; anfügen; aufzählen; beifügen; beigeben; beilegen; hinzufügen; hinzuzählen; zurechnen; zusammenzählen vertikal addieren

Synoniemen voor "addieren":


Wiktionary: addieren

addieren
verb
  1. zusammenzählen mehrerer Zahlen
addieren
verb
  1. bij elkaar tellen; het samenvoegen van twee of meer termen tot een totaal, de som genoemd

Cross Translation:
FromToVia
addieren bijtellen; optellen add — to perform the arithmetical operation of addition, to add up
addieren bijtellen; optellen; adderen additionnerajouter plusieurs nombres l’un à l’autre pour en trouver le total.
addieren bijdoen; bijmengen; bijvoegen; toegeven; toevoegen adjoindre — À trier
addieren eraan toevoegen; aanbouwen; bijdoen; bijmengen; bijvoegen; toegeven; toevoegen ajoutermettre en plus.
addieren aaneenschakelen; bijeenvoegen; ineenzetten; samenstellen; bijeenbinden; samenbinden; verbinden; aaneenvoegen; bijeenbrengen; samenbrengen; verenigen; afstellen; passend maken; verstellen; instellen; bijdoen; bijmengen; bijvoegen; toegeven; toevoegen joindreapprocher deux choses l’une contre l’autre, en sorte qu’elles se toucher ou qu’elles se tenir.

Addieren:

Addieren [das ~] zelfstandig naamwoord

  1. Addieren (Addition; Summe; Zusammenzählung; )
    de optelling; de som; samentelling

Vertaal Matrix voor Addieren:

Zelfstandig NaamwoordVerwante vertalingenAndere vertalingen
optelling Addieren; Addierung; Addition; Aufzählung; Summe; Zusammenzählung; Zählung
samentelling Addieren; Addierung; Addition; Aufzählung; Summe; Zusammenzählung; Zählung
som Addieren; Addierung; Addition; Aufzählung; Summe; Zusammenzählung; Zählung