Duits

Uitgebreide vertaling voor anschließen (Duits) in het Nederlands

anschließen:

anschließen werkwoord

  1. anschließen (beifügen)
    aansluiten; bijvoegen
    • aansluiten werkwoord (sluit aan, sloot aan, sloten aan, aangesloten)
    • bijvoegen werkwoord (voeg bij, voegt bij, voegde bij, voegden bij, bijgevoegd)
  2. anschließen
    aansluiten
    – het ergens mee in contact brengen 1
    • aansluiten werkwoord (sluit aan, sloot aan, sloten aan, aangesloten)
      • de televisie is nog niet op de kabel aangesloten1
  3. anschließen
    aansluiten
    • aansluiten werkwoord (sluit aan, sloot aan, sloten aan, aangesloten)

Vertaal Matrix voor anschließen:

Zelfstandig NaamwoordVerwante vertalingenAndere vertalingen
bijvoegen Aneinanderreihen; Anfügen
WerkwoordVerwante vertalingenAndere vertalingen
aansluiten anschließen; beifügen
bijvoegen anschließen; beifügen anfügen; beifügen; beigeben; beilegen; beimischen; beisetzen; beschränken; bestreichen; blockieren; eindeichen; eindämmen; einhegen; einkapseln; einkreisen; einpferchen; einschließen; einschränken; einsperren; einsäumen; enthalten; erfassen; hineintun; hinzufügen; hinzulegen; hinzumengen; hinzumischen; schließen; umfassen; umschließen; umziehen; verkapseln; zufügen; zugeben; zulegen

Synoniemen voor "anschließen":


Wiktionary: anschließen


Cross Translation:
FromToVia
anschließen aansluiten; verbinden connect — to join an electrical or telephone line
anschließen aansluiten hook up — to connect to something
anschließen verenigen; samenvoegen join — to combine more than one item into one; to put together
anschließen vervoegen join — to come into the company of
anschließen aanbranden; bepalen; bevestigen; fixeren; tuigeren; vastmaken; vaststellen; aansluiten; binden; vastbinden; verbinden; aanbinden; meren; onderbinden; vastleggen attacherfixer une chose à une autre, en sorte qu’elle y tenir.
anschließen berichten; mededelen; meedelen; voortzeggen communiquerrendre commun à ; faire part de ; transmettre.
anschließen aanknopen; aanbinden; meren; onderbinden; tuigeren; vastbinden; vastleggen lierserrer avec une corde ou avec toute autre chose flexible.